Grammatica §8 Lijdend voorwerp en vlog

Leg je deze materialen op tafel?
Ipad
Nederlandse lesboek
een schrift
je leesboek
pen/markeerstift 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leg je deze materialen op tafel?
Ipad
Nederlandse lesboek
een schrift
je leesboek
pen/markeerstift 

Slide 1 - Slide

Programma vandaag
- Vlogs kijken - Read to me
- Herhaling ontleden
- Lijdend voorwerp
- Pauze
- Journaal kijken met kijkersvragen
- Vlogs kijken

Slide 2 - Slide

Doelen
  • Grammatica zinsdelen: Je kunt het lijdend voorwerp in een zin vinden
  • Grammatica zinsdelen: Je kunt de persoonsvorm, het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde van een zin vinden.


Slide 3 - Slide

Zinnen ontleden
pv (persoonsvorm) vraagproef en tijdproef
ow (onderwerp) wie/wat + pv
ww gez (werkwoordelijk gezegde) pv+ alle andere werkwoorden

lv (lijdend voorwerp) wat/wie + pv + ow + ww gez


Slide 4 - Slide

LIJDEND VOORWERP


Tim | graaft | een kuil.


Wat graaft Tim? Tim graaft een kuil.


lijdend voorwerp = een kuil

ow
wwgez

Slide 5 - Slide

LIJDEND VOORWERP


Martijn | hangt | zijn jas | aan de kapstok.


Wat hangt Martijn? Martijn hangt zijn jas.


lijdend voorwerp = zijn jas

ow
wwgez

Slide 6 - Slide

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Zij pakt haar fiets uit de schuur.

Slide 7 - Open question

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

De leraar schrijft een som op.

Slide 8 - Open question

De postbode | gaf | het pakketje | aan de buren.


Wat is het lijdend voorwerp?
A
gaf
B
de postbode
C
het pakketje
D
aan de buren

Slide 9 - Quiz

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

De voetballer trapt de bal weg.

Slide 10 - Open question

Klopt dit?

In een zin zit altijd een lijdend voorwerp. 
A
nee
B
ja

Slide 11 - Quiz

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Op het feest hebben we gebak gegeten.

Slide 12 - Open question

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Dagmar heeft de regenjas aan de kapstok gehangen.

Slide 13 - Open question

Laura | heeft | haar huiswerk | toch | gemaakt.


Wat is het lijdend voorwerp?
A
Laura
B
haar huiswerk
C
toch
D
heeft gemaakt

Slide 14 - Quiz

Hebben | jullie buren | ook | een dure vakantie | geboekt | via die site?

Wat is het lijdend voorwerp?
A
jullie buren
B
via die site
C
een dure vakantie
D
hebben geboekt

Slide 15 - Quiz

Klopt dit?

In een zin zit altijd een lijdend voorwerp. 
A
nee
B
ja

Slide 16 - Quiz

Klopt dit?

Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel (zoals op, in, aan, met, voor e.d.).
A
nee
B
ja

Slide 17 - Quiz

Lijdend voorwerp (lv)
Opdracht: blz. 214/215
Maak opdracht 2 en 3 in je schrift.
Opdracht 2: 
pv=
ow=
gez=
lv=

Klaar? Ga oefenen op taaloefenen.nl met pv, ow, ww gez en lv




timer
20:00

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Even pauze
timer
5:00

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Link