2W 28 november

Welkom bij Nederlands!
Telefoon in je tas
Op tafel: 
Je lesboek, schrift ,chromebook en  leesboek  
Kauwgum in de prullenbak
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
Telefoon in je tas
Op tafel: 
Je lesboek, schrift ,chromebook en  leesboek  
Kauwgum in de prullenbak

Slide 1 - Slide



10 minuten stil lezen
geen boek ? melden en nos.nl
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Vandaag:
  • taaloefenen.nl
  • uitleg naamwoordelijk gezegde
  • korte pauze
  • naamwoordelijk gezegde opdrachten maken
  • einde les

Slide 3 - Slide

Herhaling zinsdelen

taaloefenen.nl
naamwoordelijk gezegde

Slide 4 - Slide

Oefenen
  • ga naar taaloefenen.nl
  • kies zinsdelen
  • kies oefenen
  • kies niveau 3
  • klik alles aan 
timer
10:00

Slide 5 - Slide

naamwoordelijk gezegde

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Hij loopt een rondje.
Hij is ziek.

Slide 8 - Slide

Hij loopt een rondje.
Onderwerp doet iets.
Hij is ziek.
Onderwerp is iets.

Slide 9 - Slide

Hij maakt een vlog in de achtbaan.
Onderwerp doet iets.
Hij is een vlogger.
Onderwerp is iets.

Slide 10 - Slide

Het vogeltje is van de tak gevallen.
WG = is gevallen

Slide 11 - Slide

De oude vrouw is lief geweest
NG = is lief geweest


Slide 12 - Slide

Verschil: WG en NG

Slide 13 - Slide

Het naamwoordelijk deel bestaat uit:
  • een bijvoeglijk naamwoord (ziek)
  • en/ of een zelfstandig naamwoord (timmerman, piloot, een goede spits)

  • Mijn grote broer is timmerman.
  • Mijn grote broer is erg handig. 

Slide 14 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit twee delen:
- werkwoordelijk deel (ww.deel) 
- naamwoordelijk deel (nw. deel) 
                                                              Thomas is een fanatiek wielrenner.
                                                              ww. deel = is
                                                              nw. deel = een fanatiek wielrenner
                                                              ng = is een fanatiek wielrenner

Slide 15 - Slide

Stappenplan naamwoordelijk gezegde 
1 Noteer pv + ow
2 Kww in de zin ? Nee ---> wg
                                     Ja ----->  3
3 zegt dit ww wat iemand of iets is (of wordt, blijft, blijkt enz)?
                                       nee----> wg
                                       ja ------> ng                      
wat+pv+ow+overige ww------> antwoord is nw deel

Slide 16 - Slide

Stappenplan naamwoordelijk gezegde 
naamwoordelijk gezegde =
 pv + [ naamwoordelijk deel] + overige werkwoorden

Slide 17 - Slide

Oefenen gezegde (ng of wg)

1  De spijkerbroeken zullen goedkoper worden.
2  Het liefst slaap ik in het weekend uit.
3  Ik word kwaad van al dat gepest.
4  Mijn vader is 65 jaar.



Slide 18 - Slide

Oefenen gezegde (ng of wg)
1  De spijkerbroeken zullen goedkoper worden.
     zullen goedkoper worden = NG
2  Het liefst slaap ik in het weekend uit.
     slaap uit = WG
3  Ik word kwaad van al dat gepest.
     word kwaad = NG
4  Mijn vader is 65 jaar.      
     is 65 jaar = NG       



Slide 19 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Saskia blijft iedere dag naar school rennen.
De politie vangt de boef.
In 1929 werd Jopie de eerste Miss Holland.
Sturen jullie de uitnodigingen voor het feest op tijd weg?
Lieke Martens is de beste voetbalster ter wereld geworden.
Jan is een lieve jongen

Slide 20 - Drag question

Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.

Wat is het OW?
A
voor veel leerlingen
B
blijft
C
grammatica
D
een moeilijk onderdeel.

Slide 21 - Quiz

Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.

Wat is de PV?
A
voor veel leerlingen
B
blijft
C
grammatica
D
een moeilijk onderdeel.

Slide 22 - Quiz

Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.

werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde?
A
werkwoordelijk
B
nee, naamwoordelijk!

Slide 23 - Quiz

Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.

Wat is het naamwoordelijk gezegde?
A
blijft
B
blijft [een moeilijk onderdeel voor veel leerlingen]
C
blijft [voor veel leerlingen]
D
blijft [een moeilijk onderdeel]

Slide 24 - Quiz

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Die ijverige Hendrik bleek de beste van de klas met wiskunde.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde.

Slide 25 - Quiz

Noteer het NG van de zin
Die ijverige Hendrik bleek de beste van de klas met wiskunde.

Slide 26 - Open question

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Sophie bleef na de les nog even zitten.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde.

Slide 27 - Quiz

Noteer het WG van de zin
'Sophie bleef na de les nog even zitten.'

Slide 28 - Open question

LAATSTE
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

De moestuin is een grote puinhoop geworden.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde.

Slide 29 - Quiz

Noteer het NG van de zin
'De moestuin is een grote puinhoop geworden.'

Slide 30 - Open question

Ik ken het verschil tussen een WG en een NG.
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Korte pauze!
timer
5:00

Slide 32 - Slide

huiswerk/maken
Maak van de kopieerbladen opdracht 1 tot en met 5

Slide 33 - Slide

Einde les 

Slide 34 - Slide