Enkelvoud of meervoud?

• Taal
• Basisschool
• Groep 6

enkelvoud / meervoud

enkelvoud is 1

bijv:  schoen of appel

meervoud is 2 of meer

bijv: schoenen of appels

noem een naamwoord in het enkelvoud

noem een naamwoord in het meervoud

De kinderen .... naar de bus

rent

rennen

De bananen ......... in de schaal

liggen

ligt

De appel ....... niet ver van de boom

vallen

valt

Vandaag .......  de vogel naar het zuiden.

vliegt

vliegen

Het pasgeboren lammetje ........ in de wei.

1. huppelt
2. huppelen

De lieve juffen ......... in het dikke boek

1. leest
2. lezen

'De kinderen oefenen hun les in lesson up'

1. enkelvoud
2. meervoud

'De timmerman schuurt de planken van de boomhut'.

1. enkelvoud
2. meervoud

'De jongen kijkt naar de honden, die in de straat lopen,'

1. enkelvoud
2. meervoud

De paarden staan in de stal, die net is schoongemaakt.

1. enkelvoud
2. meervoud

De bomen zijn mooi versierd met lampjes

1. enkelvoud
2. meervoud

'De kleine lamp is van de tafel gevallen'.

1. enkelvoud
2. meervoud

'Ze krijgen allemaal een cadeautje'.

1. enkelvoud
2. meervoud

'Hij staat alleen in de gymzaal'.

1. enkelvoud
2. meervoud

wat vonden jullie van deze les?

Wat vonden jullie van deze les?

😒🙁😐🙂😃