2T

Vraagwoorden, hoofdletters en getallen


Fragewörter, Grossschreibung und Zahlen

1 / 22
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Vraagwoorden, hoofdletters en getallen


Fragewörter, Grossschreibung und Zahlen

Slide 1 - Slide

ich
du
sie
er
es
man
wir
ihr
sie
u
IK
U
ZIJ MV.
JULLIE
WIJ
MEN
HET
ZIJ EV.
HIJ
JIJ

Slide 2 - Drag question

Welke vraagwoorden ken je in het Nederlands?

Slide 3 - Open question

Welke vraagwoorden zijn er?

wie = wer

wat = was

waar = wo

hoe = wie

wanneer= wann

woher= waar vandaan

warum=waarom

Slide 4 - Slide

Maak opdracht 7 
Bladzijde 16

Slide 5 - Slide

Op de volgende slides staan quizvragen
Let op: je hebt telkens maar 10 sec om te antwoorden!

Slide 6 - Slide

Wat betekent ''was''?
A
waar
B
wie
C
wanneer
D
wat

Slide 7 - Quiz

Wat betekent het Duitse woordje "wie"?
A
waar
B
wie
C
wanneer
D
hoe

Slide 8 - Quiz

Wat betekent wer?
A
wie
B
hoe
C
wat
D
waar

Slide 9 - Quiz

________ kommst du morgen? Um halb 10
A
wer
B
wie
C
wann
D
woher

Slide 10 - Quiz

_______ heißt du?
A
was
B
wie
C
wo
D
wann

Slide 11 - Quiz

_______ ist das?
A
wo
B
wer
C
wann
D
was

Slide 12 - Quiz

______ kommst du? Freitag
A
wer
B
wie
C
was
D
wann

Slide 13 - Quiz

Maak opdracht 15 en 16
Bladzijde 22

Slide 14 - Slide

Welke getallen ken je?
Noem er eens drie

Slide 15 - Open question

Even oefenen met "Hören" (=luisteren)


Luister naar het volgende filmpje.

Let op! Aan het einde volgt een vraag

Slide 16 - Slide

0

Slide 17 - Video

Wat bestelt de jongen?
A
Appeltaart
B
Pepermunttaart
C
Cheescake
D
geen taart

Slide 18 - Quiz

0

Slide 19 - Video

Wat betekent Guten Appetit?
A
goed gekozen
B
eet smakelijk
C
veel plezier

Slide 20 - Quiz

0

Slide 21 - Video

Waarom kan de serveerster de 50 euro niet aannemen?
A
ze mag geen 50 euro aannemen
B
het is een vals briefje van 50 euro
C
ze heeft niet genoeg wisselgeld

Slide 22 - Quiz