C1 Unidad 2. Gramática- bijles

¡Bienvenidos chicos y chicas!
1 / 30
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

¡Bienvenidos chicos y chicas!

Slide 1 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden
yo - tú - él - ella - usted - nosotros(-as) - vosotros(-as) - ellos - ellas - ustedes

1. José y yo (José en ik) = nosotros (wij)
2. Mi madre y tú (mijn moeder en jij) = vosotros (jullie)
3. Mis hermanos (mijn broers) = ellos (ze mv)
4. Yo (meisje) y mis amigas = nosotras 

Slide 2 - Slide

Weet jij de persoonsvormen in het Spaans? Koppel de juiste Nederlandse betekenis eraan. 
Doe daarna het zelfde met de rode kaartjes. (Weet je een woord niet? zoek het op!)
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
ik
jij
María y Pepe
zij (mv)
wij
hij
jullie
zij
mi hermano y yo
u (mv)
Isabel y tú
Juan
señor Collantes

Slide 3 - Drag question

verbo ser - ww zijn
ik ben 
soy
jij bent
eres
hij/zij/u/het is
es
wij zijn
somos
jullie zijn
sois
zij zijn
son

Slide 4 - Slide

Sleep de blauwe woorden naar de gele woorden!
yo
él, ella, usted
nosotros
vosotros
ellos, ellas, ustedes
soy
eres
es
somos
sois
son

Slide 5 - Drag question

Mi amigo..................de Chile.
A
es
B
sois
C
eres
D
somos

Slide 6 - Quiz

Lucía y María............las amigas de Laura.
A
son
B
sois
C
eres
D
somos

Slide 7 - Quiz

Juan y yo .............colombianos.
A
son
B
sois
C
eres
D
somos

Slide 8 - Quiz

¿...........María española?
A
soy
B
es
C
eres
D
sois

Slide 9 - Quiz

Mi hermana........... holandesa.
A
soy
B
es
C
somos
D
son

Slide 10 - Quiz

el plural - het meervoud
REGELS:
1. Eindigt een woord op een klinker (a/e/i/u/o) + s
Voorbeeld: la casa (het huis) - las casas (de huizen)
2. Eindigt een woord op een medeklinker + es
Voorbeeld: el profesor (de leraar) - los profesores (de leraren)

Slide 11 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
1. Het zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
2. In het Spaans past het zich aan aan mannelijk / vrouwelijk / enkelvoud / meervoud.
3. In het Spaans staat het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord.
Voorbeeld: wit = blanco
la casa blanca - las casas blancas
4. Voor de volledige uitleg; bekijk het filmpje!

Slide 12 - Slide

0

Slide 13 - Video

Zinnen in het meervoud zetten
Regels:
1. klinker + s / medeklinker + es (NIET voor werkwoorden)
2. vergeet niet het lidwoord aan te passen (el - los / la -las)
3. vergeet niet om ook het ww aan te passen!
Voorbeeld:
El libro es bonito. - Los libros son bonitos.
(Het boek is mooi. -De boeken zijn mooi.)


Slide 14 - Slide

1. Mi amigo es español.

Slide 15 - Open question

2. Ella es estudiante.

Slide 16 - Open question

3. El libro es interesante.

Slide 17 - Open question

4. Usted es profesor.

Slide 18 - Open question

5. El alumno es chileno (uit Chili).

Slide 19 - Open question

6 . La casa es bonita (mooi).

Slide 20 - Open question

De aanwijzende voornaamwoorden in het Spaans 
DIT, DEZE worden gebruikt voor iets dat dichtbij is.
Este, Esta, Estos, Estas


DIE, DAT worden gebruikt voor iets dat ver weg is.
Esa, Esa, Esos, Esas 

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

... teléfono móvil es azul.
A: Esta B: Este C: Estas D: Estos
A
Esta
B
Este
C
Estas
D
Estos

Slide 25 - Quiz

... chicas son de Cuba.
A: Esta B: Este C: Estas D: Estos
A
Esta
B
Este
C
Estas
D
Estos

Slide 26 - Quiz

...diccionarios son españoles.
A: Esta B: Estas C: Este D: Estos
A
Esta
B
Estas
C
Este
D
Estos

Slide 27 - Quiz

... ordenadores son grandes.
A: Esta B: Estas C: Este D: Estos
A
Esta
B
Estas
C
Este
D
Estos

Slide 28 - Quiz

... coche es verde.
A: Esta B: Estas C: Este D: Estos
A
Esta
B
Estas
C
Este
D
Estos

Slide 29 - Quiz

0

Slide 30 - Video