5.6 Spieren en beweging

Wat weet je van spieren?
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat weet je van spieren?

Slide 1 - Slide

Meenemen:
1. elastieken
2. gewichtjes
Wat weet je van spieren?

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

5.6 Spieren en beweging

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  1. Hoe verschilt mijn biceps van mijn darmspier?
  2. Hoe kan mijn biceps zich samentrekken?
  3. Waarom heb ik een biceps én een triceps nodig?
  4. Hoe kan ik mijn spieren optimaal laten presteren?


Maak aantekeningen!

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Glad spierweefsels
Kenmerken:
  1. Langwerpige spiercellen
  2. 1 celkern per cel
  3. Trage samentrekking, maar niet snel vermoeid
  4. Geregeld door autonome zenuwstelsel

Komt voor in:
  1. huid                       4. bloedvaten
  2. darmkanaal       5. iris
  3. ademspieren

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Dwarsgestreept
spierweefsel 
Kenmerken:
  1. Bestaat uit spiervezels
  2. Ontstaat door versmelting van veel spiercellen
  3. Snelle samentrekking maar snel vermoeid
  4. Geregeld door animale zenuwstelsel

Komt voor in:
  1.  Skelet (zitten vast aan botten)

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Skeletspieren (dwarsgestreept)
Skeletspieren zitten vast aan het skelet met een pees.

Van groot naar klein:
Spier -> spierbundel -> spiervezel -> spierfibril -> spiercel 

Motorische eenheid:
alle spiervezels die via motorische eindplaatsjes in verbinding staan met één bewegingszenuwcel

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Aansturing 
Des te minder spiervezels aan één motorische eenheid, des te preciezer de beweging die je kunt maken

  • een aantal motorische eenheden zijn altijd gespannen, hierdoor blijf je in evenwicht/gaat je gezicht niet hangen


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Samentrekken van spieren
Hoe trekt een spier samen:
  1. Een bewegingszenuwcel geeft impuls door via een motorische eindplaatje (ca)
  2. Als reactie schuiven de myosine- en actinefilamenten in elkaar (hierdoor wordt de spier korter)

Energie (ATP) nodig voor de samentrekking: verbranding van glucose  (LINK)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Video

This item has no instructions

Waarom liggen er veel mitochondriën en glycogeenkorrels tussen de fibrillen?

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Spieren kunnen alleen samentrekken, hoe rekt een spier weer uit?

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Spieren werken samen

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

antagonisten
= Spieren die een tegengestelde beweging veroorzaken.

een spier heeft een andere spier nodig om te kunnen ontspannen

wenkbrauwen


Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Optimaal presteren
Kracht ( explosiviteit): 
- Spieren krijgen dikkere spiervezels
(meer filamenten in spierfibril)
- Wit spierweefsel

 
--



   Uithouding:
    - Doorbloeding van spier verbeteren,
 minder snelle verzuring
    - Hartspier versterken
    - Rood spierweefsel

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Optimaal presteren
Kracht ( explosiviteit): 
- Spieren krijgen dikkere spiervezels
(meer filamenten in spierfibril)
- Wit spierweefsel

 
--



   Uithouding:
    - Doorbloeding van spier verbeteren,
 minder snelle verzuring
    - Hartspier versterken
    - Rood spierweefsel

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Doping 
== verboden middelen/methoden die kunnen worden gebruikt om prestaties te verhogen

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Doping gevaarlijk?
Anabole steroïden: lijkt op de werking testosteron
  • toename spiermassa 
  • aanmaak rode bloedcellen
EPO (erytropoëtine) 
  • aanmaak rode bloedcellen. 

Gevaarlijk
  • Uitputtingsverschijnsel (voelt vermoeidheid niet)
  • mannen worden "vrouwelijker" en vice versa
  • acne, striae , gewicht toename, zwakke pezen, hoog cholesterol, vergrote kans op  hartziekten, leverschade , opgeblazen gevoel

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Betrouwbaar en valide (doping)onderzoek 
Betrouwbaar onderzoek 
-  volgende keer zelfde resultaat? 
--> Dan is het onderzoek meer betrouwbaar. 

Valide onderzoek 
- meet je wat je wilt meten? gebruik je het juiste meetinstrument?  
--> Dan bevat je onderzoek minder systemische fouten. 


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag! 
Wat?                  Maak opdracht 43 t/m 47
Hoe?                  Werk in tweetallen, op fluistertoon
Tijd?                   Tot +- 15 minuten voor tijd
Vragen?            1. Boek 2. Buurman/vrouw 3. leraar
Klaar?                Maak een begrippenlijst voor jezelf, lees BS verder
Uitkomst?        Huiswerk dat we volgende les bespreken

Slide 21 - Slide

Vb betrouwbaar:  Ook al is de weegschaal verkeerd afgesteld; als een persoon met een constant gewicht twee keer achter elkaar op de weegschaal gaat staan, zou de weegschaal twee keer hetzelfde gewicht moeten laten zien. Anders is de weegschaal niet betrouwbaar.

vb valide: Je kunt gewicht meten met een weegschaal (het instrument), maar als de weegschaal verkeerd is afgesteld dan is het resultaat van de weging niet juist en dus niet valide.







Welke type spierweefsel vinden we in de skeletspieren?
A
glad spierweefsel
B
dwarsgestreept spierweefsel

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noem je de eiwitdraden waaruit een spierfibril bestaat?
A
actines
B
filamenten
C
myosines
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Je trekt je biceps samen. Het gevolg ... de lengte van de actinefilamenten verandert niet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn antagonisten
A
Spieren met een zelfde werking
B
Spieren met een tegenovergestelde werking

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Waar is het ATP voor nodig tijdens de spiersamentrekking?
A
Vrijmaken van de bindplaatsen op Actine
B
Actine filament verplaatsen
C
Maakt energie in de mitochondriën
D
Losmaken van myosine van de Actine

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Hoe komt het dat een duursporter minder snel verzuurt dan een krachtsporter?
A
Heeft meer spiervezels
B
Heeft meer motorische eindplaatjes
C
Heeft een betere doorbloeding van spier
D
Hij heeft meer glucogeen is zijn spier

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Leerdoelen
  1. Hoe verschilt mijn biceps van mijn darmspier?
  2. Hoe kan mijn biceps zich samentrekken?
  3. Waarom heb ik een biceps én een triceps nodig?
  4. Hoe kan ik mijn spieren optimaal laten presteren?



Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk bespreken
Wat?               We bespreken het huiswerk van BS 5 (t/m 41)
Hoe?         In groepen van 4 --> 1 iemand neemt docentrol op zich
Tijd?                +- 15 min
Vragen?         Probeer er samen uit te komen
Klaar?              Stel elkaar extra vragen (zie bord)
Uitkomst?     Waar je niet uitkomt, bespreken we klassikaal

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Extra vragen
1. Beschrijf de weg van een prikkel tot een bewuste reactie, langs welke cellen en structuren loopt dit?
2. Beschrijf hoe de actiefase verloopt in een zenuwcel en gebruik (natriumkanalen, kaliumkanalen, natrium-kalium pomp, prikkeldrempel, rustpotentiaal, herstelfase, ionen)
3. Teken een zenuwcel en geef aan (axon, dendriet, celkern, cellichaam, synaps, myelineschede). vergelijk onderling
3. Teken de 3 verschillende zenuwcellen en vergelijk onderling

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions