BSR 14/5 2ha Grammatica WS soorten werkwoorden

Open alvast je boek op blz. 216-217
en lees het groene blokje theorie.
Log alvast in op LessonUp!
§6: Zelfstandig, koppel-
en hulpwerkwoord
Voordat we beginnen:
WELKOM 2HA
GRAMMATICA
WOORDSOORTEN
timer
5:00
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Open alvast je boek op blz. 216-217
en lees het groene blokje theorie.
Log alvast in op LessonUp!
§6: Zelfstandig, koppel-
en hulpwerkwoord
Voordat we beginnen:
WELKOM 2HA
GRAMMATICA
WOORDSOORTEN
timer
5:00

Slide 1 - Slide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 5 - Grammatica
1. Lesdoelen.
2. Herhaling vorige twee lessen (de basis van leerjaar 1 en voornaamwoorden).
3. Uitleg §6: Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord.
4. Klassikale check.
5. Tijd voor huiswerk (zelfstandig of in tweetallen).
6. Afsluiten

Slide 2 - Slide

  • Je kunt onderscheid maken tussen de vier verschillende voornaamwoorden.
  • Je kunt het verschil tussen een zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord uitleggen en herkennen.
Lesdoelen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Grammatica woordsoorten
Zinnen bestaan uit woorden. Die woorden kun je indelen in soorten. Je kunt van elk woord in een zin bepalen bij welke woordsoort het hoort. Zo ontdek je hoe een taal is opgebouwd.

Slide 5 - Slide

§4: Voornaamwoorden
(persoonlijk, bezittelijk, aanwijzend, vragend)
blz. 212-213

Slide 6 - Slide

Persoonlijk
voornaamwoord
Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, dier of ding:

  • Wij gaan een weekendje weg.
  • Onze kat slaapt overdag, omdat hij 's nachts buiten rondloopt.
  • Ik heb je bericht ontvangen, maar ik heb het nog niet gelezen.

Slide 7 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
Een bezittelijk voornaamwoord
geeft aan van wie iets is. Het staat altijd voor het zn waar het bij hoort.

  • Jullie tuin.
  • Mijn telefoon.
  • Jouw huis.

Slide 8 - Slide

Aanwijzend
Bekijk de zin:
Deze rugzak vind ik veel handiger dan dat koffertje.

In deze zin zijn deze en dat aanwijzende voornaamwoorden. Een aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw) wijst meestal een mens, een dier of een ding aan: deze jongen, dat varken, die jurk.
Dit zijn de aanwijzende voornaamwoorden:
deze, die, dat, dit, zulk(e), zo’n, dergelijk(e), zelf, hetzelfde, dezelfde.
voornaamwoord

Slide 9 - Slide

Aanwijzend
Een aanwijzend voornaamwoord kan voor of achter een zelfstandig naamwoord staan.
  • Joran kreeg een horloge voor zijn verjaardag en hij vond dat (horloge) het mooiste cadeau.

Een aanwijzend voornaamwoord kan ook terugwijzen naar een hele zin:
  • Mijn broer draait altijd keiharde muziek op zijn kamer. Ik vind dat (mijn broer altijd keiharde muziek op zijn kamer draait) erg storend.


voornaamwoord

Slide 10 - Slide

Vragend
voornaamwoord
 Een vragend voornaamwoord (vr.vnw) staat aan het begin van een vraag of aan het begin van een zin die gemaakt is van een vraag.

Er zijn vier vragende voornaamwoorden:

  • Wie gaat er mee naar de film?
  • Melvin vroeg wat het huiswerk is.
  • Wat voor (een) auto heb je gekocht?
  • Welke film heb je uitgekozen?

Slide 11 - Slide

Vragend
voornaamwoord
Let op: wie en wat zijn geen vragend voornaamwoord als ze verwijzen naar een eerder genoemd woord.

  • De tante naar wie Nicky is vernoemd, woont een dorp verderop. 
  • Volgens mij zie jij iets wat er niet iets. 

Slide 12 - Slide

Zag je dat *onze* hond mij zijn riem kwam brengen?
Sleep het juiste voornaamwoord naar het vakje.
sleep de juiste woordsoort naar het vak hiernaast
Persoonlijk voornaamwoord
(pers. vnw)
Bezittelijk voornaamwoord
(bez. vnw)
Aanwijzend voornaamwoord
(aanw. vnw)
Vragend voornaamwoord
(vr. vnw)

Slide 13 - Drag question

*Wat* heb je allemaal gehoord op dat feestje?
Sleep het juiste voornaamwoord naar het vakje.
sleep de juiste woordsoort naar het vak hiernaast
Persoonlijk voornaamwoord
(pers. vnw)
Bezittelijk voornaamwoord
(bez. vnw)
Aanwijzend voornaamwoord
(aanw. vnw)
Vragend voornaamwoord
(vr. vnw)

Slide 14 - Drag question

Zag *je* dat onze hond mij zijn riem kwam brengen?
Sleep het juiste voornaamwoord naar het vakje.
sleep de juiste woordsoort naar het vak hiernaast
Persoonlijk voornaamwoord
(pers. vnw)
Bezittelijk voornaamwoord
(bez. vnw)
Aanwijzend voornaamwoord
(aanw. vnw)
Vragend voornaamwoord
(vr. vnw)

Slide 15 - Drag question

Wat heb je allemaal gehoord op *dat* feestje?
Sleep het juiste voornaamwoord naar het vakje.
sleep de juiste woordsoort naar het vak hiernaast
Persoonlijk voornaamwoord
(pers. vnw)
Bezittelijk voornaamwoord
(bez. vnw)
Aanwijzend voornaamwoord
(aanw. vnw)
Vragend voornaamwoord
(vr. vnw)

Slide 16 - Drag question

§6: Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord
blz. 216-217

Slide 17 - Slide

Zelfstandige werkwoorden
Een werkwoord is een woord dat je kunt doen: fietsen, leren, werken, eten. Maar een werkwoord kan je ook overkomen: vallen, struikelen, krijgen.
Als we weten wat er wordt bedoeld met een bepaald werkwoord, dan noem je dat een zelfstandig werkwoord.

Slide 18 - Slide

Koppelwerkwoorden
Koppelwerkwoorden koppelen altijd een eigenschap aan het onderwerp in de zin. Ze zijn onderdeel van het naamwoordelijk gezegde (het onderwerp van de zin is of wordt iets). 

We kennen de volgende koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.

Jullie presentatie is [heel grappig].
Olivia wordt [snel boos].
Bart blijft de hele dag op zijn kamer.

Slide 19 - Slide

Hulpwerkwoorden
Let op: sommige werkwoorden hebben van zichzelf geen duidelijke betekenis: hebben, kunnen, mogen, moeten, willen, worden, zijn, zullen. Daarom 'helpen' deze woorden altijd een ander werkwoord. Dit is de reden dat we deze werkwoorden hulpwerkwoorden noemen.
 
Sommige opdrachten kunnen lastig zijn.
Vanavond zouden we pizza kunnen eten.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Wat betekent de uitspraak
'just another day at the office'?

Slide 22 - Mind map

Joost Klein *heeft* veel geoefend voor zijn act op het Eurovisie Songfestival.
Benoem de woordsoort van het werkwoord 'geoefend'.
sleep de juiste woordsoort naar het vak hiernaast
zelfstandig werkwoord (zww)
hulpwerkwoord (hww)
koppelwerkwoord
(kww)

Slide 23 - Drag question

Joost Klein heeft veel *geoefend* voor zijn act op het Eurovisie Songfestival.
Benoem de woordsoort van het werkwoord 'geoefend'.
sleep de juiste woordsoort naar het vak hiernaast
zelfstandig werkwoord (zww)
hulpwerkwoord (hww)
koppelwerkwoord
(kww)

Slide 24 - Drag question

De act van Joost Klein *bleek* goed te vallen bij het
Nederlandse publiek.

Benoem de woordsoort van het werkwoord 'bleek'.
sleep de juiste woordsoort naar het vak hiernaast
zelfstandig werkwoord (zww)
hulpwerkwoord (hww)
koppelwerkwoord
(kww)

Slide 25 - Drag question

Uitlegfilmpje!

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Aan het werk
Optie A:
Huiswerk voor de volgende les
Klaar?
Vooruitwerken
Werk aan de opdrachten uit het boek.

Wat?
Cursus 5, §6: Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord. Opdracht 1 t/m 4.

Waar?
Blz. 216-217. Je mag de opdrachten ook in het online boek maken!
Werk alvast verder aan Cursus 5, 
§8: Telwoord (blz. 220-221). 

Kies zelf of je deze paragraaf in je boek of op je iPad maakt.

Lees het groene stukje theorie goed door voordat je aan de opdrachten begint!

timer
12:00

Slide 28 - Slide

  • Je kunt onderscheid maken tussen de vier verschillende voornaamwoorden.
  • Je kunt het verschil tussen een zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord uitleggen en herkennen.
Lesdoelen

Slide 29 - Slide

''Ik kan aan iemand anders uitleggen wat het verschil is tussen de drie soorten werkwoorden.''
0 = echt (nog) niet / 10 = zeker wel
010

Slide 30 - Poll

Het woord 'kussen' kan zowel een zelfstandig naamwoord (mens/dier/ding) als een werkwoord zijn. Maak twee zinnen om dit verschil te laten zien:

Eén zin met 'kussen' als zelfstandig naamwoord en een één zin met
'kussen' als werkwoord.

Slide 31 - Open question

Welke werkwoordsoort vind je nog
lastig te benoemen?

Slide 32 - Mind map