Beroepen

Beroepen
praten over werk
goede werkwoorden gebruiken
Eerst - daarna - dan - ten slotte
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NT2BasisschoolGroep 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Beroepen
praten over werk
goede werkwoorden gebruiken
Eerst - daarna - dan - ten slotte

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

beroep
Mijn beroep is docent.
Wat is jouw beroep?

Ken jij de volgende beroepen...

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen / Plan van vandaag
Je leert nieuwe woorden van beroepen
Je oefent met werkwoorden in de tijd van nu (tegenwoordige tijd)

Je vervoegt de werkwoorden.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

de bouwvakker
de vrachtwagenchauffeur
de kapper
de timmerman
de buschauffeur

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

de verkoopster
de fietsenmaker
de leerkracht
de advocaat
de dokter
de agent
de orderpicker

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

Welke beroepen ken jij nog meer?
Schrijf het op!

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Wat voor werk doe jij?
* Werkwoorden in de tijd van nu (tegenwoordige tijd)
                werken > (ik) werk                                             knippen > (ik) knip

Ik               werk  in de zorg.                                                knip de haren van de klant.
Jij/ je/ u  werkt 's avonds.                                                knipt voor je beroep.             
Hij/ zij      werkt  nog niet.                                                 knipt met een schaar.

               
                  Werk je morgen?                                               Knip je mijn haren?
Morgen werk je vanaf half tien.                 Waarom knip je zijn haren?

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Wie doet wat?
rijdt in een bus
geeft les
knipt haren
 belt met  de klant

Slide 8 - Drag question

This item has no instructions

verkoopt spullen (kleding)
onderzoekt mensen
vult vakken
maakt fietsen

Slide 9 - Drag question

This item has no instructions

Wie doet wat?
Maak een zin.
wassen
voorlezen
schilderen
bakken
koken

Slide 10 - Drag question

This item has no instructions

Wat doet de kapper?


1. Eerst ... 
2. Daarna ...
3. Dan ...
4. Vervolgens ...
5. Ten slotte ...

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Eerst .......... de kapper wat de klant wil. 
Dan .......... de kapper het haar van de klant.
Daarna .................... de kapper het haar.
Ten slotte ........................ de kapper het haar in model..
droogt
vraagt
knipt
wast

Slide 12 - Drag question

This item has no instructions

Eerst vraagt de kapper wat de klant wil. Wat is de (goede) voltooide tijd?
A
Eerst heeft de kapper gevraagd ....
B
Eerst vroegen de kapper ....
C
Eerst vraagde de kapper ....
D
Eerst vragen de kapper ....

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Dan wast de kapper het haar.
Wat is de (goede) voltooide tijd?
A
Dan de kapper gewassen het haar.
B
Dan de kapper heeft het haar wassen.
C
Dan heeft de kapper het haar gewassen.
D
Dan de kapper wassen het haar.

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Daarna knipt de kapper het haar.
Wat is de (goede) voltooide tijd?
A
Daarna de kapper heeft het haar knipt.
B
Daarna de kapper heeft het haar geknipt.
C
Daarna heeft de kapper het haar knippen.
D
Daarna heeft de kapper het haar geknipt.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Ten slotte droogt de kapper het haar. Wat is de (goede) voltooide tijd?
A
Ten slotte de kapper gedroogd het haar.
B
Ten slotte heeft de kapper het haar gedroogd.
C
Ten slotte heeft de kapper het haar drogen.
D
Ten slotte heeft drogen de kapper het haar.

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor werk heb jij gedaan?
** Werkwoorden in de voltooide tijd (voorbij) >> SoFTKeTCHuP
                werken > (ik) werk  > gewerkt                        bellen > (ik) bel > gebeld

Ik               heb  in de zorg  gewerkt.                               heb de klant gebeld.
Jij/ je/ u  hebt  's avonds  gewerkt.                               hebt hem nog niet gebeld.     
Hij/ zij      heeft  nog niet  gewerkt.                               heeft zijn collega gebeld.

Wij             hebben dit jaar veel gewerkt.                     hebben de dokter gebeld.
Jullie        hebben vandaag hard gewerkt.                 hebben het bedrijf gebeld.
Zij              hebben in een hotel gewerkt.              hebben ons vanmorgen gebeld.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Nu jij! 
Werkblad 5.7 TCA2 
Opdracht 1 - Tamara loopt stage bij een kapper.
Makkelijk*
Wat doet Tamara op haar stage? Praat in de tijd van NU.

Moeilijk**
Wat heeft Tamara vandaag op haar stage gedaan? Praat in de voltooide tijd. 
GEBRUIK EERST - DAN - DAARNA - VERVOLGENS - TEN SLOTTE

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Nu jij!
Opdracht 2 - Leon loopt stage  - Kijk naar de plaatjes. Waar loopt hij stage, denk je?
Makkelijk*
Wat doet Leon op zijn stage?

Moeilijk**
Wat heeft Leon vandaag op zijn stage gedaan?
GEBRUIK EERST - DAN - DAARNA - VERVOLGENS - TEN SLOTTE 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions


Ik beoordeel deze les met het cijfer (kies een cijfer van 1-10, waarbij 10 het hoogste is).
010

Slide 20 - Poll

Laat de leerlingen de les beoordelen. Je kan eventueel nog vragen waar zij hun cijfer op baseren. Wat vonden ze goed/niet goed.