Dilemma's deel 2

Dilemma's deel 2
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Dilemma's deel 2

Slide 1 - Slide

Wat zijn dilemma's ook alweer?

Slide 2 - Mind map

Vorige week hebben jullie dilemma's bedacht!

Wat kies jij?

Slide 3 - Slide

Dilemma 1
Je bent kapitein van een schip dat op zee vaart. Midden in de nacht krijg je een noodsignaal van een overvolle rubberboot met vluchtelingen. De boot is zwaar beschadigd en dreigt te zinken. Er zitten 60 mensen op.
Jouw schip heeft maar plek voor 20 extra mensen. Als je er meer aan boord neemt, loopt jouw schip ook gevaar om te kapseizen en dan verdrinken jullie allemaal (jij, je bemanning en de vluchtelingen). Er is geen hulp in de buurt, en het weer wordt steeds slechter.
Wat doe je?
Optie A: Je redt 20 mensen en laat de rest achter, wat vrijwel zeker hun dood betekent.
Optie B: Je probeert iedereen te redden, met het risico dat je schip zinkt en iedereen sterft

Slide 4 - Slide

A: Je redt 20 mensen en laat de rest achter, wat vrijwel zeker hun dood betekent.
B: Je probeert iedereen te redden, met het risico dat je schip zinkt en iedereen sterft.

Slide 5 - Open question

A. Altijd de waarheid vertellen.
B. Altijd liegen.

Slide 6 - Open question

A. Nooit meer eten.
B. Nooit meer slapen.

Slide 7 - Open question

A. Altijd leven in warm weer (+30 graden)
B. Altijd leven in koud weer (0 graden)

Slide 8 - Open question

A. Nooit meer parfum kopen.
B. Nooit meer kleding kopen.

Slide 9 - Open question

A. Nooit meer voetbal spelen.
B. Nooit meer naar de fitness.

Slide 10 - Open question

Er is een probleem en jij moet 112 bellen, maar 1 van de 2 hulpdiensten komt niet:
A. Nooit meer hulp van de politie.
B. Nooit meer hulp van de brandweer.

Slide 11 - Open question

A. Leven zonder arm.
B. Leven zonder been.

Slide 12 - Open question

A. Altijd alles met schoenen aan doen.
B. Altijd alles op blote voeten doen.

Slide 13 - Open question

A. Voor altijd bij iemand blijven, maar je bent niet gelukkig.
B. Voor altijd alleen zijn, maar je bent gelukkig.

Slide 14 - Open question

Je bent verliefd. Je doet erg je best voor die persoon, maar je hebt het gevoel dat het niet wederzijds is. Wat doe je?
A. Je blijft proberen en hopen dat het toch goed gaat komen.
B. Je stopt ermee en je gaat door met je leven.

Slide 15 - Open question