4T Woordenschat H1 en 2

Woordenschat
Hoofdstuk 1 en 2
Je leert woordraadstrategieën toepassen en de betekenis van moeilijke woorden.


- mobiel in je tas
- iPad en boek op tafel
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Woordenschat
Hoofdstuk 1 en 2
Je leert woordraadstrategieën toepassen en de betekenis van moeilijke woorden.


- mobiel in je tas
- iPad en boek op tafel

Slide 1 - Slide

Toetsweek
Datum
dinsdag 19 december
SE-onderdeel
4SE3 Woordenschat en leesvaardigheid
Leerstof
H1-2 Lezen + H1-4 Woordenschat
Vorm
Teksten met vragen + toepassen moeilijke woorden
Tijd
90 minuten

Slide 2 - Slide

Deze week
Les 1: Woordenschat H1 en 2 (p.27/29 en 58/59))
Les 2: H2 Lezen
Les 3: H2 Lezen

         

Slide 3 - Slide

Lesdoel
- Je weet wat woordraadstrategieën zijn en kunt deze toepassen.

Slide 4 - Slide

Hoeveel procent van de woorden in een tekst moet je begrijpen om te weten waar de tekst over gaat?
0100

Slide 5 - Poll

60% versie
 We moeten - , zei een - uit Singapore tegen - . We hebben geen - meer. Singapore is maar - - - met een - - -. We - met - - dat we niet - kunnen. - - ik - een - met een - aan - -, het - er -. Voor de - mensen is dit nog - de - - van - , maar dat is een niet meer te - - geworden.

Slide 6 - Slide

70% versie
 We moeten - , zei een - uit Singapore tegen - . We hebben geen - meer. Singapore is maar een klein - met een sterk - -. We - met - - dat we niet anders kunnen. - - ik - een huis met een - aan beide -, het - er -. Voor de - mensen is dit nog - de - - van - , maar dat is een niet meer te - - geworden.

Slide 7 - Slide

80% versie
 We moeten -, zei een - uit Singapore tegen me. We hebben geen - meer. Singapore is maar een klein - met een sterk groeiende bevolking . We - met zo’n - dat we niet anders kunnen. - - ik - een huis met een - aan beide - , het liefst er -. Voor de meeste mensen is dit nog steeds de - wijze van wonen, maar dat is een niet meer te - - geworden.


Slide 8 - Slide

90% versie
We moeten omhoog, zei een - uit Singapore tegen me. We hebben geen - meer. Singapore is maar een klein eiland met een sterk groeiende bevolking . We - met zo’n ruimtegebrek dat we niet anders kunnen. - - ik iedereen een huis met een tuin aan beide zijden, het liefst er -. Voor de - mensen is dit nog steeds de ideale manier van wonen, maar dat is een niet meer te - - geworden.


Slide 9 - Slide

100% versie
We moeten omhoog, zei een architect uit Singapore tegen me. We hebben geen ruimte meer. Singapore is maar een klein eiland met een sterk groeiende bevolking. We kampen met zo’n ruimtegebrek dat we niet anders kunnen. Net zoals ik wil iedereen een huis met een tuin aan beide zijden, het liefst er omheen. Voor de meeste mensen is dit nog steeds de ideale manier van wonen, maar dat is een niet meer te realiseren droom geworden.

Slide 10 - Slide

Woordraadstrategieën
  1. Synoniemen: verschillende woorden die ongeveer hetzelfde betekenen (rijwiel - fiets). 
  2. Omschrijving: betekenis wordt in de tekst uitgelegd met een omschrijving. 
  3. Voorbeeld: betekenis wordt met voorbeelden uitgelegd (Met behulp van voertuigen, zoals rijwielen, treinen of auto's, kun je je verplaatsen).  
  4. Tegenstelling: woord met tegengestelde betekenis staat in de tekst (actief - inactief).  
  5. Bekende woorddelen: met herkenbare delen van een woord kun je de betekenis raden (ontroostbaar). 
  6. Woordenboek: gebruik je alleen als je met bovenstaande strategieën er echt niet uitkomt. 

Slide 11 - Slide

Doe maar mee
Even oefenen met een aantal woorden uit woordenlijst 1 en 2

Slide 12 - Slide


vervaardigen
A
beschadigen
B
maken
C
weghalen

Slide 13 - Quiz


ondervinden
A
merken
B
vragen
C
zoeken

Slide 14 - Quiz


trachten
A
proberen
B
raden
C
zoeken

Slide 15 - Quiz


tamelijk
A
mogelijk
B
vooral, voornamelijk
C
zo nodig, als het echt nodig is
D
nogal

Slide 16 - Quiz


Welke uitdrukking past bij onderstaande zin.

Er is veel tijd nodig om het conflict over de Gazastrook op te lossen.
A
een oogje dichtknijpen
B
schot in de zaak
C
een lange adem hebben
D
uit noodzaak geboren

Slide 17 - Quiz



Uit de woordenlijst
De leeuw in het Nederlandse wapen is een symbool van kracht.
A
afbeelding
B
instrument
C
teken

Slide 18 - Quiz




Uit de woordenlijst
Het poollicht is een verschijnsel dat je in Noorwegen kunt zien.
A
iets wat gebeurt
B
spookverschijning
C
verandering

Slide 19 - Quiz




Uit de woordenlijst
Wat betekent de vetgedrukte afkorting?
In Groningen is het koopavond op donderdag i.t.t. in veel andere steden.

A
in totale tijd
B
in tegenstelling tot
C
in tegenwoordige tijd

Slide 20 - Quiz




Uit de woordenlijst
Wat betekent de vetgedrukte afkorting?
Deze krullen maak je met een zgn. wafeltang.

A
zo goed als nieuwe
B
zeer goede naam
C
zeer gezellige nopjes
D
zogenaamde

Slide 21 - Quiz




Uit de woordenlijst
Wat betekent dit spreekwoord?
Gekken en dwazen schrijven hun namen op muren en glazen.

A
Buitenstaanders denken dat ze het beter weten.
B
Hij heeft een gerucht opgevangen, maar weet niet precies hoe het zit.
C
Hij wil alleen gerechten eten die hij al kent.
D
Mensen die ergens geen verstand van hebben, schreeuwen vaak het hardst.

Slide 22 - Quiz

aan de slag
H1 opdracht 2 t/m 6
(blz. 27-29)

H2 opdracht 2 t/m 6
(blz. 58-59)

Slide 23 - Slide