Thema 6: paragraaf 6.5 (kader) en paragraaf 6.6 (basis en mavo)

Voortplanting
1 / 11
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Voortplanting

Slide 1 - Slide

Startopdracht

Slide 2 - Slide

                      Lesdoelen

Na deze les:

Slide 3 - Slide

Geslachtelijke voortplanting
  • In elke cel ligt informatie. In elk organisme staat vast hoeveel draadjes dit zijn
  • Mensen hebben 46 van die draadjes
  • Jij lijkt een beetje op pap en op mam. De helft van pap en van mam. Dus 23 geslachtschromosomen van pap en 23 geslachtschromosomen van mam. Dit heet meiose. Bij meiose worden de chromosomen niet gekopieerd, maar verdeeld over de dochtercellen (geslachtscellen).
  • Nu hebben we een tulp, een ander organisme. Die heeft 24 chromosomen, hoeveel geslachtcellen hebben ze dan? 

Slide 4 - Slide

Voortplanting planten
  • Geslachtelijke voortplanting komen de chromosomen van 2 organisme bij elkaar in de bevruchte eicel. De helft is afkomstig van de eicel en de andere helft van de stuifmeelkorrel
  • De bevruchte eicel groeit uit tot een kiem en de kiem tot een nieuwe plant
  • Elke ouder levert de helft van de chromosomen
  • Daardoor heeft de nieuwe plant niet precies dezelfde eigenschappen

Slide 5 - Slide

Bestuiving
Stuifmeel komt terecht op de stamper van een bloem van dezelfde soort (dus niet tulp op appelboom)
  • Stuifmeel is mannelijk
  • Eicel is mannelijk
Kruisbestuiving           geen kruisbestuiving               zelfbestuiving 

Slide 6 - Slide

Geslachtelijke voortplanting
  • Altijd 2 geslachtscellen nodig een zaad en een eicel
  • Bevruchting zaadplant: kern van stuifmeelkorrel en de kern van een eicel smelten samen

Slide 7 - Slide

Voorplanting dieren
  • Bij dieren vindt ook geslachtelijke voortplanting plaats
  • De mannelijke geslachtscel bij dieren heet een zaadcel  en de vrouwelijke een eicel
  • Uit een bevruchte eicel kan door celdeling een nieuw dier groeien. 
  • De nakomelingen hebben niet precies dezelfde eigenschappen als de ouders.  

Slide 8 - Slide

Inwendige bevruchting: in het lijf van het vrouwtje.  Na de bevruchting zet het vrouwelijke insect eitjes af. Hierin ontwikkelen zicht larven. 
Uitwendige bevruchting: buiten het lichaam en de eicellen en zaadcellen komen in het water bij elkaar

Slide 9 - Slide

                      Lesdoelen

Na deze les:

Slide 10 - Slide

Aan het werk & huiswerk
Maak de opdrachten van paragraaf 6.5 en 6.6
Basis: 6.6: Opdracht 1 t/m 6
Kader: 6.5: Opdracht 1 t/m 7
Mavo: 6.6: Opdracht 1 t/m 8

Ben je klaar bekijk dan het filmpje dat staan op teams onder startpagina. Kijk het filmpje thema 6 over de bloemen, maak een samenvatting of ga de bloem tekenen. 


Je mag op fluisterniveau met elkaar overleggen


Slide 11 - Slide