Oefentoets GS H4 Middeleeuwen

Oefentoets GS H4 Middeleeuwen
1 / 38
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo b, k, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Oefentoets GS H4 Middeleeuwen

Slide 1 - Slide

Heilige Bonifatius
15.50-17.16
21.10- 21.32

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Welke Frankische koning bekeerde zich tot het christendom?
A
Karel de Grote
B
Radboud
C
Clovis
D
Romulus

Slide 4 - Quiz

Wat was geen taak van een monnik?
A
Voedsel verbouwen
B
Boeken schrijven
C
Armen helpen
D
Vechten met de vijand

Slide 5 - Quiz

Welk stelsel bedacht Karel de Grote om zijn rijk te besturen?
A
Het beheerstelsel
B
Het leenstelsel
C
Het studiestelsel
D
Het sterrenstelsel

Slide 6 - Quiz

Wat is ontginnen?
A
Woeste grond geschikt maken voor een voetbalwedstrijd
B
Woeste grond geschikt maken voor woningbouw
C
Woeste grond geschikt maken voor landbouw
D
Dan heb je een vrije dag

Slide 7 - Quiz

Uit welke drie standen bestond de samenleving in de middeleeuwen?
A
Boeren&burgers, geestelijkheid en de koning
B
Geestelijkheid, de koning en de adel
C
Geestelijkheid, ajakssupporters en de smurven
D
Geestelijkheid, adel en boeren&burgers

Slide 8 - Quiz

In welk stad ontstaat de islam?
A
Amsterdam
B
Medina
C
Istanbul
D
Mekka

Slide 9 - Quiz

Uit welke drie landen kwamen de Vikingen?
A
Nederland, Noorwegen en Finland
B
Noorwegen, Finland en Denemarken
C
Duitsland, Zweden en Finland
D
Noorwegen, Zweden en Denemarken

Slide 10 - Quiz

Wat hebben de Franken niet overgenomen van de Arabieren?
A
Arabisch halsjuk
B
Medische kennis
C
Topografische kennis
D
Christendom

Slide 11 - Quiz

Waarom gingen de Vikingen op plundertocht?
A
Dat moest van de koning
B
Scandinavie was overvol en er was niet genoeg voedsel.
C
In Scandinavie was het te koud.
D
Ze waren bang voor de goden.

Slide 12 - Quiz

Waarom waren de Vikingen zo moeilijk te verslaan?
A
Ze waren woest en onverschillig.
B
Ze waren niet bang en konden zich snel verplaatsen.
C
Ze hadden geheime wapens.
D
De goden hielpen de Vikingen mee.

Slide 13 - Quiz

Noem twee gebieden waar de Vikingen zich hebben gevestigd.
A
Groningen en Rusland
B
York en Groningen
C
York en Normandie
D
Madrid en Normandie

Slide 14 - Quiz

Hoeveel stukken grond liggen er braak bij het drieslagstelsel?
A
1
B
2
C
3
D
geen

Slide 15 - Quiz

Welke Germaanse stam verhuisde niet?
A
Saksen
B
Franken
C
Vandalen
D
Goten

Slide 16 - Quiz

Wat wilden Willibrord en Bonifatius bereiken?
A
De Groningers bekeren tot de islam
B
De Friezen bekeren tot het christendom
C
De Friezen bekeren tot een natuurgodsdienst
D
In Friesland dijken bouwen

Slide 17 - Quiz

Waarom stopten de Viking-aanvallen?
A
Ze werden christelijk en hielden zich meer bezig met handel.
B
Ze werden verslagen door Karel de Grote.
C
Ze durfden de zee niet meer op.
D
Ze mochten niet meer van hun vrouwen.

Slide 18 - Quiz

Wat is de beste omschrijving van het begrip ‘geestelijken’?
Kies het juiste antwoord.
A
mensen die in God geloven
B
mensen die iedere week naar de kerk gaan
C
mensen die in dienst zijn van de kerk
D
mensen die voor andere mensen bidden

Slide 19 - Quiz

Zet de woorden op de juiste plaats.

Rond het jaar 500 begint een nieuwe periode in de geschiedenis: de …A…        In het zuiden van Europa waren toen al veel mensen bekeerd tot het …B….          
In de tijd van monniken en ridders van 500 tot …C….       stichtten monniken als Willibrord …D…     om van daaruit de mensen in West-Europa te bekeren.
Middeleeuwen
christendom
1000
kloosters

Slide 20 - Drag question

Waarom werd Karel de Grote, de Grote genoemd?
A
Hij schaamde zich dat hij zo klein was.
B
Zijn vader heette ook groot
C
Hij was groot en had een groot rijk.
D
Hij had een groot gezin

Slide 21 - Quiz

Wat is een goed voorbeeld van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land
D
De koning heeft zijn land in 20 stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem

Slide 22 - Quiz

Waarom gaf Karel de Grote stukken van zijn land te leen?
A
Omdat hij heel vrijgevig was.
B
het rijk was te groot om in zijn eentje te besturen.
C
Hij wilde geen groot rijk hebben.
D
Hij werd gedwongen door zijn ridders.

Slide 23 - Quiz

Hoe noem je iemand die stukken land uitleent aan aan anderen (zoals Karel de Grote)
A
Leenman
B
Leenheer
C
Lener
D
Keizer

Slide 24 - Quiz

Een boek over Karel de Grote geschreven door iemand die hem heeft gekend. 
Een beeld van Karel de Grote gemaakt in 1349 (ruim 500 jaar na zijn dood)
Directe bron
Indirecte bron

Slide 25 - Drag question

Waar werden de kastelen voor gebouwd?
A
Voor de koning
B
Om lekker te wonen
C
Om te laten zien hoe rijk je bent.
D
Voor bescherming

Slide 26 - Quiz

Wat zijn horigen?
A
Boeren die op het gebied van de graaf werken.
B
Boeren die hun eigen stuk land hebben.
C
Ridders die voor de graaf vechten
D
Boeren met een uitstekend gehoor.

Slide 27 - Quiz

Hoe noem je de klusjes die horigen voor de graaf moesten doen?
A
leenstelsel
B
Herendiensten
C
Horigen
D
Huiswerk

Slide 28 - Quiz

Mohammed is...
A
De stichter en profeet van de Islam.
B
De stichter van de islam en de zoon van God
C
De profeet en zoon van god.
D
Hetzelfde als Allah

Slide 29 - Quiz

Het verzorgen van zieken was één van de dingen die monniken deden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

Een vrouwelijke monnik is een non
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quiz

Medina
Mohammed
Mekka
Allah
Moslims
Koran
Heilig boek voor moslims
Stad waar Mohammed in het jaar 622 uit wegvluchtte
De god van de moslims
Stad waar Mohammed in het jaar 622 naartoe vluchtte
Mensen die geloven dat Mohammed de waarheid srprak
De man die droomde dat er maar 1 god was

Slide 32 - Drag question

Waarom liet Bonifatius de heilige eikenboom van de Friezen omhakken?
A
Het omhakken van bomen was voor Bonifatius een hobby.
B
Hij heeft de boom niet omgehakt.
C
Omdat ze brandhout nodig hadden om warm te blijven
D
Om zo te laten zien dat de goden van de Friezen niet bestonden

Slide 33 - Quiz

In de vroege Middeleeuwen hadden mensen een zwaar leven. Er was weinig voedsel, hongersnoden en ziektes. Mensen vonden hierdoor het Christendom extra belangrijk. Waarom was dat zo?
2 antwoorden
A
De mensen hoopten dat God hen zou beschermen tegen honger, ziekte en dood
B
In de Bijbel staat hoe je medicijnen maakt en hoe je grote oogsten krijgt.
C
Als je christenen was, mocht je in een klooster wonen. Daar was genoeg voedsel
D
Als je goed leefde, kon je na je dood in de hemel komen. De mensen vonden dat een fijn idee.

Slide 34 - Quiz

Vikingen kwamen in Europa alleen maar om te plunderen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quiz

In de Middeleeuwen kon iedereen ridder worden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 36 - Quiz

Wanneer er onrust was in het gebied van de leenheer, moest je als leenman mee om te vechten. Je had trouw gezworen aan je leenheer.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 37 - Quiz

En nu?
Maak gebruik van de leerdoelen uit je studiewijzer en zet ze in de vragende vorm. 
Lees hoofdstuk 4 in je tekstboek nog eens door.
Leer alle personen, begrippen en jaartallen uit de studiewijzer, zet ze op papier in je eigen woorden.
Bestudeer de lessen in Lessonup nogmaals.
Succes! 

Slide 38 - Slide