24-02 Vragen en ontkenningen in de verleden tijd

Grammar Chapter 3
Vragen en ontkenningen in de verleden tijd
1 / 30
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Grammar Chapter 3
Vragen en ontkenningen in de verleden tijd

Slide 1 - Slide

Doelen van deze les:
- Je kan vragen en ontkenningen maken met het werkwoord was/were.

Je kan vragen en ontkenningen maken met het werkwoord did.

Slide 2 - Slide

Opbouw van de les:
- Uitleg was/were + opdrachten
- Uitleg vraagzinnen was/were + opdrachten
- Uitleg ontkenningen was/were + opdrachten
- Uitleg did
- Uitleg vraagzinnen did + opdrachten
- Uitleg ontkenningen did + opdrachten

Slide 3 - Slide

Was/were

Slide 4 - Slide

Was/were
'Was/Were'  is de verledentijdsvorm van het werkwoord 'to be' (zijn).
'was' gebruik je meestal als het onderwerp enkelvoud is. 'were' gebruik je als het onderwerp meervoud is. 
I was                                - Ik was
You were                       - Jij was/Jullie waren
He/she/it was             - Hij/zij/het was
They were                     - Zij waren
We were                         - Wij waren



Slide 5 - Slide

She ____ very good at tennis.
A
was
B
were

Slide 6 - Quiz

My friends _____ at my house all afternoon.
A
was
B
were

Slide 7 - Quiz

We _____ at school all day.
A
was
B
were

Slide 8 - Quiz

My mother _____ a hairdresser when I was young.
A
was
B
were

Slide 9 - Quiz

Was/were vraagzin
Om een vraagzin te maken zet je was/were vooraan in de zin. De rest van de zin blijft hetzelfde.

Zij was ziek.           - Was zij ziek?
She was ill.             - Was she ill?

Zij waren daar.      - Waren zij daar?
They were there. - Were they there?

Slide 10 - Slide

Maak een vraagzin van de volgende zin:

Max & Tom were studying all day.

Slide 11 - Open question

Maak een vraagzin van de volgende zin:

There was nothing on tv.

Slide 12 - Open question

Maak een vraagzin van de volgende zin:

They were best friends.

Slide 13 - Open question

Was/were ontkenningen
Je maakt een ontkenning met was/were door 'not' erachter te zetten. Je kunt ook de verkorte versie wasn't/weren't gebruiken.

Zij was ziek.           - Zij was niet ziek.
She was ill.             - She wan't ill.

Zij waren daar.      - Zij waren niet daar.
They were there. -  They weren't there.

Slide 14 - Slide

Maak een ontkenning van de volgende zin:

Max & Tom were studying all day.

Slide 15 - Open question

Maak een ontkenning van de volgende zin:

There was a good show on tv.

Slide 16 - Open question

Maak een ontkenning van de volgende zin:

They were best friends.

Slide 17 - Open question

Did

Slide 18 - Slide

Did
'Did' is de verledentijdsvorm van het werkwoord 'to do' (doen). In het Engels wordt dit werkwoord gebruikt om vragen en ontkenning  te maken als er geen 'was/were' in de zin staat. 
Dit is dus anders dan wat je gewend bent in het Nederlands. 




Slide 19 - Slide

Did vragen maken
Als er geen 'was/were' in de zin staat moet je dus 'did' gebruiken om een vraagzin te maken in de verledentijd. Dit doe je door 'did' vooraan in de zin te zetten. Hierna komt het onderwerp en daarna het werkwoord.

I walked to school.            -   Did I walk to school?
He played football.           -   Did he play football?
they bought a new car.   -   Did they buy a new car?

Slide 20 - Slide

Did vragen maken
Wat moet je kunnen op de toets?
Voorbeeldvraag:
1. … (She – go) to the dentist this morning?
Antwoord:

Slide 21 - Slide

Did vragen maken
Wat moet je kunnen op de toets?
Voorbeeldvraag:
1. ________ (She – go) to the dentist this morning?
Antwoord:
Did she go to the dentist this morning?

Slide 22 - Slide

Maak een vraagzin met 'did':

________ (you - know) about that?

Slide 23 - Open question

Maak een vraagzin met 'did':

________ (we - forget) to take out the trash?

Slide 24 - Open question

Maak een vraagzin met 'did':

________ (your father - work) at the factory?

Slide 25 - Open question

Did ontkenningen
Als er geen 'was/were' in de zin staat moet je 'didn't' gebruiken om een vraagzin te maken in de verledentijd. Dit doe je door 'didn't' voor het werkwoord te zetten.
Didn't = did + not

I walked to school.                   - I didn't walk to school.
He played football.                   - He didn't play football.
they bought a new car.           - They didn't buy a new car.

Slide 26 - Slide

Maak een ontkenning met 'didn't':

________ (we - not know) about that.

Slide 27 - Open question

Maak een ontkenning met 'didn't':

________ (I - not forget) to take out the trash.

Slide 28 - Open question

Maak een ontkenning met 'didn't':

________ (My father - not work) at the factory.

Slide 29 - Open question

Wat ga je nu doen?
Ga naar de online leeromgeving en ga via 'slim stampen' de woordjes van vocab D en G leren.

Slide 30 - Slide