CG A1 Unidad 11_lesweek 7 les 1_Rocio

repaso : un poco de todo

Unidad 11: Casa nueva, vida nueva
Nr. 1 al 7
- Casa nueva, vida nueva
- Meubels en inrichting

-Complimenten maken en er op reageren
Programa :
piso / casa / vivienda
1 / 28
next
Slide 1: Slide
SpaansHBOStudiejaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

repaso : un poco de todo

Unidad 11: Casa nueva, vida nueva
Nr. 1 al 7
- Casa nueva, vida nueva
- Meubels en inrichting

-Complimenten maken en er op reageren
Programa :
piso / casa / vivienda

Slide 1 - Slide

Unidad 11 p. 97 TB 
            Casa nueva , vida nueva
  • een woning beschrijven
  • inrichting beschrijven
  • complimenten geven en krijgen
Wat betekenen de woorden op p. 97?

Slide 2 - Slide

Inés se va a mudar 
Mudarse de casa P. 98 TB
Hablamos.. ejercicio 2 TB
1. opdr. 3a: Combineer de voorwerpen met de nummers ........
luister en maak de sleepvraag op de volgende slide
2.opdr. 3b

Slide 3 - Slide

Inés quiere llevarse.....
el microondas
las camas
la mesa y sillas de la terraza
la nevera
el espejo
el lavaplatos
el escritorio

Slide 4 - Drag question

¿Qué diferencias tiene tu piso..? Nr. 3c TB p. 98
oefenen met vergelijkingen/ontkenning/voca

en parejas
timer
6:00

Slide 5 - Slide

El día de la mudanza Nr. 5a TB p. 99
 ¿Dónde están los gatos? (Hay un gato encima del camión/Hay uno debajo del sofá) ¿ Cuántos gatos hay?
encima de                   entre 
debajo de                    a la derecha de
delante de                   a la izquierda de
detrás de                     en el centro
al lado de

Slide 6 - Slide

zie volgende slide
Noteer alle plaatsen van het huisdier

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

a practicar
maak oefeningen 1b, 2, 3 en 6 in je WB 
timer
10:00

Slide 9 - Slide

stel elkaar vragen:
¿ Hay una silla en tu dormitorio?
....................
¿Dónde está?
....................

Slide 10 - Slide

Spanjaarden zijn bescheiden en zwakken een compliment vaak een beetje af.


6a. Llegan visitas:
Luister en geef aan of de beweringen bij A  juist zijn. Je mag meelezen met de transcriptie
op pagina 143 TB 
¡Qué mesa tan bonita!
¿Tú crees?
¡ Tienes un salón muy grande!
¿Te parece?
¡Qué práctico!
¿Te gusta?
6b. luister nogmaals en combineer commentaar met reactie

Slide 11 - Slide

Dale un cumplido a tu compañero/a
Qué casa más bonita tienes, Joost

¿Cómo reacciona Joost?

- ¿Tú crees? ...
- ¿Te parece?...
- ¿Te gusta?...


Slide 12 - Slide

Este es el coche de Ruud

Slide 13 - Slide

Mi casa es tu casa Nr. 7a p.100 TB
Leemos el texto    
Maak schema van 7c compleet (vertaal de hoeveelheidsaanduidingen) en doe hetzelfde in de R&S van WB pagina 113.                   
     
zie ook 8.5 en la pagina 129
 


Slide 14 - Slide

a practicar 
un poco de todo

Slide 15 - Slide

¿De qué tienes ganas hoy?
zin hebben in/om
TENER + GANAS DE + hele werkwoord
Voorbeeld:
Tengo ganas de quedar con mis amigos en el bar
Tengo ganas de quedarme en casa
quedar= afspreken
quedarse = blijven 

Slide 16 - Slide

vamos a repasar varios temas
Haz grupos de 4 (máximo) y pon las mesas así

steeds 7 (check) minuten per onderdeel
Maak aantekeningen
timer
7:00

Slide 17 - Slide

empezamos con el circuito
LoL: verschillende (spreek-)opdrachten

Slide 18 - Slide

Voer samen een gesprek zoals hieronder
  • elkaar begroeten
  • voorstellen
  • leeftijd vragen en zeggen
  • vragen waar de ander woont
  • vragen waar de ander vandaan komt
  • vraag en zeg wat je leuk vindt
  • reageer op de ander

Slide 19 - Slide

En el restaurante

1. Dime una frase para pedir algo en un restaurante. 
2. ¿Cómo se pide algo más?
3. ¿Cómo se valora la comida?
4. ¿Qué verbo utilizar para preguntarle al camarero sobre los ingredientes?   
      (Wat voor ingredienten bevat de maaltijd)

Slide 20 - Slide

1.Zet de dialoog in de goede volgorde

2. 2xrollenspel: ober/gast

Slide 21 - Slide

¿ Quién es quién?
Om personen te beschrijven kun je het uitgedeelde vocabulaire gebruiken.
Vervolgens spelen jullie het spel  ¿Quién es quién? 
stel vragen als : draagt hij/zij een bril; is het een man; heeft hij kort haar, etc.

Slide 22 - Slide

Stel elkaar vragen als :
¿ Cómo se llama el padre de tu padre?
¿y su mujer?
¿ Tienes hermanos?
¿Cómo se llaman?
¿Tienes tíos?



                                   De stamboom 

Slide 23 - Slide

schrijf de dagindeling van één van jullie op m.b.v de ww op het document. Vermeld dag, tijd en dagdeel van een voorbeeldweek

Slide 24 - Slide

op de volgende slide

Slide 25 - Slide

Me llamo
Soy
Trabajo
Escuela
Catorce
Es
Voy
Me levanto
Siete
Se levanta
Levantarme
Me ducho
Me lavo
Se afeita
Perro
Se llama
Es
Paseamos
comemos
como
café
sandwich
trabaja
Es
Gusta
Vivimos
Hay
árboles
flores

korte termijn of 
lange termijn?

vul de vormen van de presente in

Slide 26 - Slide

Me despierto- me levanto- me ducho- me baño- me lavo el pelo- me afeito- me peino- me cepillo los dientes- me visto- desayuno- me maquillo- escucho la radio- veo la tele- leo el periódico- me voy .

Slide 27 - Slide

deberes
TT van 9 en 10 en opdracht 
Maak opdracht 1 t/m 10 WB Unidad 11

Slide 28 - Slide