Weer en klimaat les 3

• Aardrijkskunde
• Basisschool
• Groep 6

Thema: weer en klimaat

Wat hebben we gedaan?

les 1 Het weer in Nederland

les 2 Het klimaat in Nederland

Vandaag: les 3 Klimaatzones op de wereld

Leerdoelen:

1. Ik kan vertellen welke vijf klimaatzones er op aarde zijn.

2. Ik kan enkele kenmerken van klimaatzones noemen.

Wat is het verschil tussen weer en klimaat?

Weer en klimaat

- We gebruiken het woord weer als we praten over het weer van een dag of een week.

- We gebruiken het woord klimaat als we het weer bedoelen van een lange periode.

Even opfrissen...

Klimaatzones lopen netjes in mooie rechte lijnen van oost naar west.

1. Waar
2. Niet waar

Even herhalen...

Weer en klimaat

- We gebruiken het woord weer als we praten over het weer van een dag of een week.

- We gebruiken het woord klimaat als we het weer bedoelen van een lange periode.

Waarom is het naar het noorden toe kouder dan op de evenaar?

De afstand van het gebied (land) tot aan de evenaar bepaalt grotendeels wat voor klimaat er in dat land is.

1. Waar
2. Niet waar

Leesvragen bij tekstdeel 1 

• Tijdens het lezen: Lees nu met de rode vragen in je achterhoofd. De antwoorden vind je in tekst 1. Markeer wat je belangrijk vindt.  
• Hoeveel klimaatzones zijn er op aarde? 
• Hoe heten deze klimaatzones? Maak een lijstje.

• Na het lezen:

1. Overleg je met je schoudermaatje.
2. Schrijf je allebei het gevonden antwoord op je schrijfblad.

Heb je ze gevonden? 

1.  tropisch klimaat
2. droog klimaat
3. zeeklimaat
4.  landklimaat
5.  poolklimaat

Leesvragen bij tekstdeel 2  

• Tijdens het lezen: 

Lees nu met de rode vragen in je achterhoofd. De antwoorden vind je in tekst 2. Markeer wat je belangrijk vindt.  

• Welke soorten tropische klimaten zijn er?
• Wat is de overeenkomst (= hetzelfde)? 
• Wat is het verschil (= anders)?

• Na het lezen:

1. Overleg je met je schoudermaatje.
2. Schrijf je allebei de gevonden antwoorden op je schrijfblad.

Antwoorden: schrijf op

1. Tropisch klimaat kun je onderverdelen in:

- regenwoudklimaat

- savanneklimaat

2.  Overeenkomsten: 

tropisch warm (nooit kouder dan 18 graden) + veel regen

Verschillen: 

regenwoudklimaat: regent hele jaar door, daardoor veel plantengroei

savanne: ook periodes zonder regen, daardoor minder plantengroei

Het regent hier zo'n beetje elke dag, maar de temperatuur zakt niet onder de 18 graden. Er zijn hier geen seizoenen.

Savanne: veel gras en paar bomen. Het heeft een afwisselend droog en nat seizoen. Het ligt in de tropen.

Tekst 3 gaat over de droge klimaten. Zoek de antwoorden op de twee vragen in deze tekst.
Vraag 1: Welke twee zijn er?
Vraag 2: waarom heet het 'droog klimaat'?

Tekst 3 gaat over de droge klimaten. Zoek de antwoorden op de twee vragen in deze tekst. Geef antwoord in goede zinnen.

Vraag 1: Welke twee droge klimaten zijn er?

Vraag 2: waarom heet het 'droog klimaat'?

Je hebt tekst 3 gelezen. Schrijf nu op je blad:

1. Droge klimaten zijn: steppeklimaat en woestijnklimaat.  

2. De verschillen tussen steppeklimaat en woestijnklimaat zijn: ... 

Antwoord: Heb je de verschillen gevonden? 

Steppeklimaat: 3 - 4 maanden per jaar neerslag. Wel plantengroei (grassen en struiken).

Woestijnklimaat: geen/nauwelijks neerslag. Weinig tot geen plantengroei (cactussen).

Door droogte ontbreekt plantengroei bijna volledig

Steppeklimaat: Het is er het hele jaar vrij warm en het is te droog voor boomgroei. Wel zijn er gras en struiken. Per jaar valt er ongeveer 250 tot 500 mm neerslag.

Leesvragen bij tekstdeel 4  

• Tijdens het lezen: 

Lees nu met de rode vragen in je achterhoofd. De antwoorden vind je in tekst 4. Markeer wat je belangrijk vindt.  

• Wat wordt bedoeld met ' De zee matigt de temperatuur'?
• Welk klimaat heeft Nederland? 
• Wat zijn loofbomen?

• Na het lezen:

1. Overleg je met je schoudermaatje.
2. Schrijf je allebei de gevonden antwoorden op je schrijfblad.

De zee

• Water (de zee) verandert minder snel van temperatuur.
  
• In de zomer -> koele lucht.
  
• In de winter -> warme lucht.
  
• West Europa -> vaak wind vanaf de zee.
  
• Landen die niet aan de zee liggen hebben strenge winters en warme zomers.

Leesvragen bij tekstdeel 5  

• Tijdens het lezen: 

Lees nu met de rode vragen in je achterhoofd. De antwoorden vind je in tekst 5. Markeer wat je belangrijk vindt.  

• Wat gebeurt er als je verder van de zee af woont?
• Waarom groeien er veel naaldbomen in een landklimaat? 

• Na het lezen:

1. Overleg je met je schoudermaatje.
2. Schrijf je allebei de gevonden antwoorden op je schrijfblad.

Polen

- bovenste en onderste puntje van aarde 

- Altijd koud

- Noordpool en Zuidpool (Antarctica)

- winter hele dag donker en in de     zomer hele dag licht.  

- bestaat vooral uit ijs

* toendraklimaat

* poolklimaat

* hoogtebergklimaat

 

geen plantengroei door extreme kou.

Er groeien geen bomen. Het is hier vaak koud.  In de zomer wordt het niet warmer dan 10 graden

Leesvragen bij tekstdeel 6 

• Tijdens het lezen: 

Lees nu met de rode vragen in je achterhoofd. De antwoorden vind je in tekst 6. Markeer wat je belangrijk vindt.  

• Noem twee kenmerken van een poolklimaat.

• Na het lezen:

1. Overleg je met je schoudermaatje.
2. Schrijf je allebei de gevonden antwoorden op je schrijfblad.

Noem de klimaten in de juiste volgorde. Begin met het klimaat dat het dichtst bij de evenaar ligt.

00:45

Waarom is het warm in de buurt van de evenaar?

00:55

Waarom is het op de Polen koud?

01:23

Welke drie factoren bepalen wat het klimaat is op een bepaalde plek op aarde?

01:57

Wat is een typisch kenmerk van de tropen?

02:17

Wat is het belangrijkste verschil tussen de tropische zone en de droge zone?

02:38

Waarom is de gematigde zone een goed klimaat om in te leven?

03:11

Waar vind je de koude zones?

Wat vonden jullie van deze les?

😒🙁😐🙂😃

Deze les was (0 is makkelijk, 10 is moeilijk)

010