bs 6 bestuiving, bevruchting en verspreiding

Thema 2  Planten







Basisstof 3 Bestuiving,bevruchting en verspreiding


1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Thema 2  Planten







Basisstof 3 Bestuiving,bevruchting en verspreiding


Slide 1 - Slide

Meeldraden kunnen stuifmeel maken.


Bestuiving = Stuifmeel op de stamper van een bloem

Dit stuifmeel moet van dezelfde plantensoort zijn.


Bestuiving kan op 2 manieren


Slide 2 - Slide

Insectenbloemen:


- Waar insecten zorgen voor de bestuiving.

- Hebben grote, opvallende bladeren.

Windbloemen:


- Waarbij de wind zorgt voor bestuiving.

- Vaak klein en onopvallend gekleurd.


Slide 3 - Slide

Kenmerken van insectenbloemen
-Grote bloemen
-Opvallend gekleurde kroonbladeren
-Hebben een geur
- De meeldraden zitten in de bloem
-De stempels zijn klein
-Maken weining stuifmeel

Slide 4 - Slide

Kenmerken van windbloemen
-Kleine bloemen
-Groene bloemen
-Hebben geen geur
-De meeldraden hangen buiten de bloem
-De stempels zijn groot
-Maken veel stuifmeel

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Verspreiding van vruchten en zaden

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Vruchten en zaden

Uit bloemen ontstaan vruchten met zaden. 

Elke zaad bevat een kiem (de bevruchte eicel) waaruit een nieuwe plant kan ontstaan. Aan één plant kunnen soms wel duizenden zaden ontstaan. Zaden vallen niet allemaal onder de plant op de bodem. Onder een plant zou er te weinig ruimte zijn voor al die kiemplantjes. Het is maar goed dat de zaden zo ver mogelijk van de ouderplant worden verspreid. De vruchten zorgen ervoor dat zaden worden verspreid. Die verspreiding kan op verschillende manieren gebeuren.

Slide 9 - Slide

Verspreiding van zaden
Zaden kunnen zich verspreiden door:

- Door de plant zelf
- Door de wind
- Door dieren
- Door water

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Reigersbek
Springzaad
De plant zelf: De vruchten of zaden schieten weg
Dat kan als de vrucht rijp is. De vrucht springt dan open. 
De zaden/vruchten worden dan weggeslingerd.
Dit gebeurt bijv. ook bij de brem, de erwt en de ooievaarsbek
De plant zelf: Vruchtje met daarin zaad dat wegspringt
Verspreiding van zaden, door de plant zelf.

Slide 12 - Slide

Viooltje
Peulvrucht: Boon
Viooltje: Verspreiding door de plant zelf

Erwt: Verspreiding door de plant zelf

Verspreiding van zaden door de de plant zelf.

Slide 13 - Slide

Esdoorn en Linde
Paardenbloem
Esdoorn: Verspreiding door de wind
Vaak hebben vruchten of zaden hulpmiddelen om lang in de lucht te kunnen zweven. De Esdoorn en de Linde hebben vleugels.

Paardenbloem: Verspreiding van de vruchtjes met de pluisjes als hulpmiddel

Verspreiding van zaden door de wind.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Verspreiding door dieren:
uitwerpselen
Soms maken planten vruchten met sappig vruchtvlees. 

De bessen worden gegegeten en komen in de maag van de vogel. 

Het vruchtvlees verteert, de zaden worden weer uitgepoept en vallen op de grond. Als dat een gunstige plek is, kan het zaad kiemen.

Slide 16 - Slide














Sommige dieren leggen een wintervoorraad aan. Bijv. van eikels en beukenootjes. De voorraad wordt niet allemaal teruggevonden of gebruikt. Uit de zaden die niet gebruikt worden kunnen nieuwe planten ontstaan.
Verspreiding door dieren

Slide 17 - Slide

Verspreiding door dieren








Sommige planten hebben vruchten met haakjes. Ze blijven haken aan de vacht van een dier of aan de schoenen of kleding van een mens. Ze vallen er af en blijven dan liggen.

Slide 18 - Slide

Verspreiding door water

Slide 19 - Slide

Hoe noemen we het als stuifmeelkorrels op de stempel terecht komen?
A
bestuiving
B
bevruchting

Slide 20 - Quiz

Bij bestuiving komt stuifmeel op .... van een bloem
A
Het vruchtbeginsel
B
De kroonbladeren
C
De stijl
D
De stempel

Slide 21 - Quiz

Als er stuifmeel van een kersenboom op de stempel van een pruimenboom komt, heet dat bestuiving.
A
Goed
B
Fout

Slide 22 - Quiz

Een bij brengt stuifmeel over zoals met de pijlen is aangegeven. Welke pijl of pijlen geven bestuiving aan?
A
Alleen 1
B
Zowel 1 en 2
C
Alleen 2
D
Zowel 1 en 3

Slide 23 - Quiz

Hebben windbloemen veel of weinig stuifmeel?
A
weinig
B
veel

Slide 24 - Quiz

1.
Insectenbloemen hebben grote stempels om het stuifmeel op te vangen.
2.
Windbloemen hebben kroonbladeren die onopvallend groen zijn.

A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 25 - Quiz

waaraan herken je windbloemen
A
ze hebben groene bloemen met een lekkere geur
B
ze hebben meeldraden en stampers die ver uit de bloem steken
C
ze hebben mooie gekleurde bloemen met een lekkere geur
D
weet ik niet

Slide 26 - Quiz

De vruchten hebben haakjes.
Verspreiding door:
A
de plant zelf
B
dieren
C
de wind
D
zulke vruchten bestaan niet

Slide 27 - Quiz

De vruchten zijn kleverig
Verspreiding door:
A
de plant zelf
B
dieren
C
de wind
D
zulke vruchten bestaan niet

Slide 28 - Quiz

De vruchten hebben pluis
Verspreiding door:
A
de plant zelf
B
dieren
C
de wind
D
zulke vruchten bestaan niet

Slide 29 - Quiz

De vruchten hebben een vleugel
Verspreiding door:
A
de plant zelf
B
dieren
C
de wind
D
zulke vruchten bestaan niet

Slide 30 - Quiz

De verspreiding van zaden
is belangrijk omdat
A
er dan meer kans is dat zaden kiemen
B
er dan meer dieren de zaden kunnen vinden

Slide 31 - Quiz

Wat is de functie van opvallend gekleurde bloemen.
A
Beschermd tegen de kou.
B
Lokken insecten aan
C
Kaatst warmte af
D
Beschermd de bloem tegen uitdrogen

Slide 32 - Quiz