Bijwoorden

Today... Unit 5, lesson 4

... you will learn about 'bijwoorden'.
...you will learn what they look like
and how to use them.
.....you will practice reading

1 / 16
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Today... Unit 5, lesson 4

... you will learn about 'bijwoorden'.
...you will learn what they look like
and how to use them.
.....you will practice reading

Slide 1 - Slide

Zoek het verschil 

This is a slow car
My mother drives slowly 

Slide 2 - Slide

Waar zit het verschil?
- My mother drives slowly
- She has a slow car

Slide 3 - Mind map

           Bijvoeglijke naamwoorden
                Zeggen iets over een:  mens, dier of ding 
   Voorbeeld:  he has a red car .
       red ( rood)  zegt iets over de auto 


Slide 4 - Slide

        Bijvoeglijke naamwoorden
  
                Ze zeggen iets over een mens, dier, ding

The house is large


Slide 5 - Slide

           Bijwoorden 
                   Zeggen iets over de manier waarop        iets wordt gedaan of gebeurt.

Voorbeeld: he walks quickly.
quickly zegt iets over hoe hij loopt

Slide 6 - Slide

Bijwoorden
                   Zeggen iets over de manier waarop        iets wordt gedaan of gebeurt.

You sing beautifully


Slide 7 - Slide

Bijwoorden 
                   Bijwoorden gebruik  je ook om iets over een bijvoeglijk naamwoord te zeggen:

The girl is amazingly smart

                amazingly zegt iets over hoe slim (smart) het meisje is  



Slide 8 - Slide

Bijwoorden
eindidgen bijna altijd op  -ly

Maar let op: sommige bijwoorden hebben een eigen vorm:
good > is als bijwoord  well
He is a good person  -
He speaks  Englisch well 
 
He runs fast ( niet fastly)

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Demi leaves the room _____.
A
quick
B
quickly

Slide 11 - Quiz

Fee speaks English very _____.
A
good
B
well

Slide 12 - Quiz

Dave works very _____.
A
quick
B
quickly

Slide 13 - Quiz

Ik snap wat het verschil is tussen een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord  

Slide 14 - Drag question

Ik kan een bijwoord en een bijvoeglijk naamwoord in een Engelse zin herkennen   

Slide 15 - Drag question

Homework for next lesson 
Paragraph 5.4:  exercises 6 till 10 
We will do 6 and 7 together

Slide 16 - Slide