Over Taal - Blok 3 - vmbo 3

Planning
  • Eerst Lessonup
  • Dan verder met het maken van opdracht 2, blz. 149
  • En maken opdracht 5 van blz. 151
  • Tot slot, laatste 10 minuten afmaken toets
  • Planning; s.o. woordenschat maandag 27 april, bijlage staat in Magister, deze week krijgen jullie nog een geprinte versie
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Planning
  • Eerst Lessonup
  • Dan verder met het maken van opdracht 2, blz. 149
  • En maken opdracht 5 van blz. 151
  • Tot slot, laatste 10 minuten afmaken toets
  • Planning; s.o. woordenschat maandag 27 april, bijlage staat in Magister, deze week krijgen jullie nog een geprinte versie

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Oefenen met moeilijke woorden om je tekstbegrip te vergroten
  • Ik weet wat leenwoorden zijn.
  • Ik kan minimaal vier leenwoorden noemen. 
  • Ik kan een leenwoord herkennen in een zin. 
  • Ik begrijp de betekenis van verschillende woorden uit teksten.
  • Ik begrijp de betekenis van verschillende uitdrukkingen.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Wat zijn leenwoorden?
  • Sommige woorden en werkwoorden die wij gebruiken, komen uit een andere taal. 
  • We noemen dit leenwoorden

Bijvoorbeeld:
  • Engels: plastic, computer, daten, team
  • Frans: cadeau, bagage, ambulance
  • Duits: sowieso, schnitzel 


Slide 4 - Slide

Welke leenwoorden ken je nog meer?

Slide 5 - Open question

Leenwoorden

Slide 6 - Slide

Uit welke taal komt het volgende leenwoord denk je: 'flat'.
A
Engels
B
Duits
C
Frans
D
Latijn

Slide 7 - Quiz

Uit welke taal komt het volgende leenwoord denk je: 'chaffeur'
A
Engels
B
Duits
C
Frans
D
Latijn

Slide 8 - Quiz

Uit welke taal komt het volgende leenwoord denk je: 'aquarium'
A
Engels
B
Duits
C
Frans
D
Latijn

Slide 9 - Quiz

Ik weet wat leenwoorden zijn.
😒🙁😐🙂😃

Slide 10 - Poll

Ik kan vier voorbeelden noemen van leenwoorden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Poll

Vroeger had elk bedrijf een kaartenbak, tegenwoordig staat alles in een ... (gegevensbank, plaats waar informatie digitaal is opgeslagen).
A
systeem
B
model
C
database
D
vermogen

Slide 12 - Quiz

In de computer worden allerlei ... (informatie) bewaard, zoals naam, adres en rekeningnummer van klanten.
A
effect
B
vermogens
C
zonden
D
gegevens

Slide 13 - Quiz

De uitbrander van de leraar had veel ... (gevolg van iets) ; niemand durfde nog iets te zeggen.
A
vermogen
B
effect
C
stellen
D
bovenstaand

Slide 14 - Quiz

Ik heb een handig ... (bepaalde manier waarop iets is opgezet of georganiseerd) bedacht om mijn foto's overzichtelijk te bewaren.
A
opzetje
B
model
C
systeem
D
effect

Slide 15 - Quiz

De kunstenaar maakt eerst een ... (voorbeeld van iets wat gemaakt gaat worden) van gips en giet dat daarna in brons.
A
model
B
database
C
stellen
D
systeem

Slide 16 - Quiz

In ... (wat verderop in de tekst staat) schema wordt alles nog eens verduidelijkt.
A
bovenstaand
B
onderstaand
C
bepaald
D
vermogen

Slide 17 - Quiz

Je kunt je lidmaatschap opzeggen door een mailtje te sturen naar ... (wat eerder in tekst staat) adres.
A
onderstaand
B
systeem
C
bovenstaand
D
bepaald

Slide 18 - Quiz

De bewoners .... (zeggen dat iets zo is) dat het kruispunt levensgevaarlijk is.
A
database
B
effecten
C
stellen
D
vermogen

Slide 19 - Quiz

Veel mensen met hooikoorts zijn ook overgevoelig voor ... (zekere) vruchten, vooral appels en peren.
A
gegevens
B
bovenstaande
C
model
D
bepaalde

Slide 20 - Quiz

Ik kan een leenwoord herkennen in een zin.
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Ik kan de betekenis geven van de woorden: stellen, database, effect, systeem
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Maken
  • Maken van opdracht 2, blz. 149
  • En maken opdracht 5 van blz. 151
  • Bovenstaand is ook het huiswerk
  • Je krijgt hier 15 minuten voor
  • Tot slot, laatste 10 minuten afmaken toets

Slide 23 - Slide

Einde van de LessonUp

Slide 24 - Slide