trappen van vergelijking

Trappen van vergelijking 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Trappen van vergelijking 

Slide 1 - Slide

DOEL



trappen van vergelijking en als/dan

- je weet wanneer je als/dan moet gebruiken bij de trappen van vergelijking


Slide 2 - Slide

0

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

trappen van vergelijking

Slide 5 - Slide

Trappen van vergelijking

Slide 6 - Slide

Uitzondering
Bij enkele woorden zijn
de trappen van vergelijking iets anders.

Kim heeft een oude rolstoel,
maar die rijdt nog goed.

Slide 7 - Slide

Er zijn drie trappen van vergelijking: de stellende trap, de vergrotende trap en de overtreffende trap.


A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Hieronder staan trappen van vergelijking. Vul elke trap van vergelijking aan.
1 … - bozer - …
2 goed - … - …


A
boos, boost, goeder, goedst
B
boos, boost, beste, best
C
boos, boost, beter, best
D
boos, boost, beter, goedst

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Video

DOEL

- je weet wanneer je als/dan moet gebruiken bij de trappen van vergelijking
trappen van vergelijking en 
als en dan

Slide 11 - Slide

Als/dan
Gebruik dan:
- bij een vergotende trap: meer dan, kleiner dan, mooier dan
- bij ander, andere en anders: het is anders dan ik dacht.

Gebruik als:
- bij net zo en even: net zo groot als, even mooi als
- bij niet zo: niet zo groot als
- bij drie keer, vier keer zo: vier keer zo groot als..

Slide 12 - Slide

DE FOUTJES
  1. *Lisa is jonger als mij.*
  2. Gebruik 'dan' en 'als' niet door elkaar. 
  3. 'Dan' komt altijd na een vergrotende trap.
  4. Lisa is jonger dan ik (ben).

Slide 13 - Slide

Vandaag ben ik even slim
als/dan hem/ hij.
A
als hem
B
als hij
C
dan hem
D
dan hij

Slide 14 - Quiz

geef de trappen van vergelijking:
graag
A
graager, graagst
B
grager, graagst
C
liever, liefst
D
liever, graagst

Slide 15 - Quiz

Mijn broer is .... ik.
A
groter als
B
kleiner dan
C
intelligentst
D
het dikst

Slide 16 - Quiz

Mijn zusjes zijn .... ik.
A
even oud
B
net zo oud
C
even oud als
D
net zo oud als

Slide 17 - Quiz

Maak de zin af:
Jij bent de aller ... ... ... ...

Slide 18 - Open question

Evaluatie

Heb je de lesdoelen behaald?


-Weet je wat de trappen van vergelijking zijn?

-Weet je wanneer je 'dan' gebruikt?

-Weet je wanneer je 'als' gebruikt?

Als je het fijn vindt, hebben we nog 1x de uitleg in het volgende filmpje:

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Maken alle opdrachten 
Klare Taal les 27
de trappen van vergelijking

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide