De ontkenning in het Frans

De ontkenning in het Frans
Nederlands: niet of geen

Frans: ne ......pas
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

De ontkenning in het Frans
Nederlands: niet of geen

Frans: ne ......pas

Slide 1 - Slide

ne ....... pas
Waar staat ne...pas?

ne staat voor de persoonsvorm en pas staat erachter.

Slide 2 - Slide

Voorbeeld 1
Je chante une chanson.
Ik zing een lied.
Je ne chante pas une chanson.
Ik zing geen lied.

Slide 3 - Slide

Voorbeeld 2
Il habite à Delft
Hij woont in Delft.
Il n' habite pas à Delft.
Hij woont niet in Delft.

Slide 4 - Slide

Als de persoonsvorm begint met 
een klinker of stomme h, 
verandert ne in n' 

Slide 5 - Slide

Onthoud
J'ai = eigenlijk je ai
C'est = eigenlijk ce est

Slide 6 - Slide

Voorbeeld 3
C'est un garçon.
Het is een jongen.
Ce n' est pas un garçon.
Het is geen jongen.

Slide 7 - Slide

Voorbeeld 4
J'ai un chat.
Ik heb een kat.
Je n' ai pas un chat.
Ik heb niet een kat.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Maak ontkennend:
Je parle très fort.

Slide 10 - Open question

Maak ontkennend:
Je joue au tennis.

Slide 11 - Open question

Maak ontkennend:
Je suis à Paris.

Slide 12 - Open question

Maak ontkennend:
J'ai un chat.

Slide 13 - Open question

Maak ontkennend:
J'aime Paris.

Slide 14 - Open question

Maak ontkennend:
J'habite à Delft.

Slide 15 - Open question

ik ga naar school
A
je vais à l'école
B
je vas à l'école
C
je va à l'école
D
je vont à l'école

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

jij gaat niet naar school
A
tu vas ne pas à l'école
B
tu ne pas vas à l'école
C
tu ne vas pas à l'école
D
tu vas pas à l'école

Slide 18 - Quiz

zij gaan niet naar de bioscoop
A
ils vont au cinéma
B
ils ne vont pas au cinéma
C
ils ne vont au cinéma
D
ils ne pas vont au cinéma

Slide 19 - Quiz

Tot slot
Er zijn nog andere ontkenningen dan ne...pas

Slide 20 - Slide

ne...plus = niet meer
Je ne vais plus à la piscine. 

Ik ga niet meer naar het zwembad.

Slide 21 - Slide

ne... jamais = nooit
Je ne mange jamais une orange.

Ik eet nooit een sinaasappel.

Slide 22 - Slide

ne...rien = niets
Je mange une orange >> Je ne mange rien!

Ik eet een sinaasappel >> Ik eet niets!

Slide 23 - Slide