Formuleren - Persoonsvorm: enkelvoud of meervoud?

Persoonsvorm: enkelvoud of meervoud?
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Persoonsvorm: enkelvoud of meervoud?

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Je leert over het enkelvoud en het meervoud van de persoonsvorm.
je leert dat het onderwerp en de persoonsvorm bij elkaar horen.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Enkelvoud

Je kan er 'één' voor zetten

één fiets
één school
één laptop
één klasgenoot
Meervoud

Je kan er 'twee' voor zetten

twee fietsen
twee scholen
twee laptops
twee klasgenoten

Slide 4 - Slide

Persoonsvorm
Nodig bij zinnen ontleden: pv, ow, wwg ......

Nodig bij werkwoordspelling!
De persoonsvorm is altijd een werkwoord!

Slide 5 - Slide

Onderwerp
Het onderwerp hoort altijd bij de persoonsvorm.


Slide 6 - Slide

De jonge vogel op de waslijn zong de hele ochtend.

persoonsvorm = zong
onderwerp = De jonge vogel op de waslijn

zong = enkelvoud
De jonge vogel op de waslijn = enkelvoud

Slide 7 - Slide

Alle mensen op het water varen in een bootje.

persoonsvorm = varen
onderwerp = Alle mensen op het water

varen = meervoud
Alle mensen op het water = meervoud

Slide 8 - Slide

Iedereen ging buiten spelen in de zon.

persoonsvorm = ging
onderwerp = iedereen

ging = enkelvoud
iedereen = enkelvoud

Slide 9 - Slide

Let op! soms lijkt een ow meervoud, maar is enkelvoud

Slide 10 - Slide

De brandweer bluste de brand.

persoonsvorm = bluste
onderwerp = De brandweer

bluste = enkelvoud
De brandweer = enkelvoud

Slide 11 - Slide

!
  1. De kudde schapen graast op de dijk.
  2.  Jouw hersens zijn buiten werking.
  3. De media duikt bovenop de affaire van Kanye West.
  4. Het vee van de boer is er vandoor gegaan 

Slide 12 - Slide

Wat heb je van deze les onthouden?

Slide 13 - Mind map