Woordenschat Stijlfiguren

Woordenschat H2 Nieuw NN
stijlfiguren
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Woordenschat H2 Nieuw NN
stijlfiguren

Slide 1 - Slide

Doel

  • Ik kan hyperbolen, understatements en eufemismen herkennen, begrijpen en gebruiken.

Slide 2 - Slide

Gisteren hebben we opa naar zijn laatste rustplaats gebracht.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 3 - Quiz

Ik had een twee voor het proefwerk, ik had dus wel een paar foutjes gemaakt.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 4 - Quiz

Je wordt doodgegooid met informatie over de verkiezingen.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 5 - Quiz

De dierenarts heeft het arme dier moeten laten inslapen.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 6 - Quiz

Die miljonair heeft wel
een aardig optrekje.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 7 - Quiz

stijlfiguren 
  • kun je gebruiken om een tekst aantrekkelijk te maken
  • gebruik je om iets te benadrukken

Slide 8 - Slide

hyperbool
  • overdrijving :  We hebben ons kapot gelachen.

Slide 9 - Slide

understatement
  • afzwakking, je zegt dat iets minder groot, mooi, belangrijk, .. is dan dat het in werkelijkheid is
  • vaak: ironisch effect, je moet de situatie kennen om de understatement te begrijpen                                                                                                                                                                                              Messi kan wel een aardig balletje trappen.

Slide 10 - Slide

eufemisme
  • verzacht de werkelijkheid
  • bij nare situaties
  • Je zegt iets op zo'n manier dat het minder erg of hard overkomt:   Hij gaat creatief om met de waarheid.

Slide 11 - Slide

eufemisme of understatement?
De veestapel werd geruimd.

Bij een 10 voor Nederlands: Ik heb de toets wel aardig gemaakt.

Slide 12 - Slide

H1 Woordenschat 
Stijlfiguren: repetitio en enumeratio

Slide 13 - Slide

Doelen
  • - Je kunt de stijlfiguren repetitio en enumeratio herkennen, begrijpen en zelf toepassen.

Slide 14 - Slide

1. Repetitio

Bij een repetitio draait het om herhaling


Voorbeelden: 

 Je hebt mensen en mensen. 

Uur na uur na uur zagen we hetzelfde.

 Ik ben het zat, zat, zat. 

Regen, regen, niets dan regen.

Slide 15 - Slide

2. Enumeratio

Slide 16 - Slide

Enumeratio
Enumeratio = opsomming

Merel houdt van kersen, frambozen, aardbeien en bessen, kortom: van fruit.


Slide 17 - Slide

Opsomming / Enumeratio
Enumeratio (Latijn ) = opsomming van namen, feiten of andere dingen

Bijzondere gevallen:
1.opsomming in 3en
2.de drieslag
3.de (anti-)climax

Slide 18 - Slide

Metafoor
  • Wat is een metafoor?
  • Heb je voorbeelden?

Slide 19 - Slide

Welk antwoord is de metafoor?
A
Hij is zo dom als een ezel.
B
Die domme ezel weet niets!

Slide 20 - Quiz

Vergelijking of metafoor?
"Dat oude dametje is zo mager als een lat."
A
vergelijking
B
metafoor

Slide 21 - Quiz

Metafoor of vergelijking?
'Wat een zwijnenstal!'
A
Metafoor
B
Vergelijking

Slide 22 - Quiz

Metafoor en Metoniem
  • Een metoniem: geen vergelijking maar detail of kenmerk 
  • Een metafoor: wel vergelijking of overeenkomst 

Slide 23 - Slide

Metafoor of metoniem?
Mijn buurman houdt wel van een glaasje.
A
metafoor
B
metoniem

Slide 24 - Quiz

metafoor of metoniem?
Iemand een veilige haven bieden
A
metafoor
B
metoniem

Slide 25 - Quiz

Is er een metafoor, vergelijking of een metonymie?

Ik voel me vandaag zo slap als een vaatdoek.

A
vergelijking
B
metonymie
C
metafoor

Slide 26 - Quiz

Metafoor en Personificatie
  • Een metafoor lijkt op een vergelijking, maar het object (dat wat echt is) ontbreekt in een zin.
  • Spreekwoorden en uitdrukkingen zijn metaforen.
  • Bij een personificatie geef je menselijke eigenschappen aan een concreet voorwerp of iets abstracts.

Slide 27 - Slide

Metafoor, personificatie of vergelijking?

Mijn fietslampje weigerde dienst.
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Vergelijking

Slide 28 - Quiz

Vergelijking, metafoor of personificatie?

Hij gedraagt zich als een klein kind.

A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 29 - Quiz

Oefenzinnen maken
Theorie: beeldspraak leerjaar 2
Bestudeer:
 Theorie leerjaar 3 Woordenschat 
stijlfiguren (1) en (2) Nieuw Nederlands

Slide 30 - Slide