les 10 (groep mo6)

4 HAVO M&O (les 10)
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

4 HAVO M&O (les 10)

Slide 1 - Slide

programma
Spreken over BTW (2.3)

S.O. bespreken

Werkwijze:
1. Uitleg samen met opgaven
2. Zelf aan de slag
3. uitleg en afronding




Slide 2 - Slide

S.O.
Overall erg goed gemaakt!

Top

nr 1.....


Slide 3 - Slide

S.O.
Overall goed gemaakt!



prijsuitreiking.......

Slide 4 - Slide

doel van de les

Rekenen met BTW

Slide 5 - Slide

btw
belasting toegevoegde waarde: belasting over de omzet (prijs x hoeveelheid)

consumentenbelasting

indirecte belasting (bedrijven incasseren en dragen af)

21% (luxe), 6% (noodzakelijke levensbehoeften) of 0% (onderwijs, gezondheid)

Slide 6 - Slide

btw (2)
  • iedere ondernemer moet BTW berekenen op de verkoop
  • ontvangen BTW door ondernemers moeten naar Belastingdienst
  • door ondernemers betaalde BTW krijgen ze terug van de belastingdienst.
  • BTW aangifte voor ondernemers is een saldo.


BTW zijn geen kosten van een ondernemer


Rekenvoorbeeld (121%)


41.7


Slide 7 - Slide

btw
  • iedere ondernemer moet BTW berekenen op de verkoop
  • ontvangen BTW door ondernemers moeten naar Belastingdienst
  • door ondernemers betaalde BTW krijgen ze terug van de belastingdienst.
  • BTW aangifte voor ondernemers is een saldo.


BTW zijn geen kosten van een ondernemer


Rekenvoorbeeld (121%)


Maken opgave 41 en 42 (in duo's, 10 minuten), daarna klassikaal nakijken


Slide 8 - Slide

BTW
Inkoop van een kast (2.200 exBTW, BTW = 462)
Verkoop van een kast (4.000 ex BTW, 4.840 incl BTW, BTW = 840)

41.7
41.8
  • opdracht 42
  • Verkoopprijs: 4.000 inkoopprijs 2.200 >>> verdient / toegevoegde waarde 1.800
  • 21% van 1.800 = 378

Slide 9 - Slide

Basisformule (hoe komt een bedrijf aan bezit)
Bezit = Eigen Vermogen + Schuld

Bezit = EVo + VV

Let op EV is een schuld van de onderneming aan de eigenaar.
Als de onderneming stopt dan wordt het EV uitgekeerd aan de eigenaar.

Slide 10 - Slide

investeringsbegroting
  • Opsomming van zaken die je moet aanschaffen om jouw bedrijf te starten
  • Wat je aanschaft zijn bezittingen: activa

Activa van De Kast (Activa = bezit)
  • handelsvoorraad
  • bestelauto
  • kassa-systeem



Slide 11 - Slide

investeringsbegroting
Vlottende activa (is geld of hiermee maak je geld) < 1 jr
  • Binnen een jaar om te zetten in geld (cash, liquide activa)

 Vaste activa (langer dan  1jr vast/mee )
  • Productiemiddelen, ze helpen de onderneming te voeren.
  • Blijft langer bij de onderneming


Slide 12 - Slide

vlottende activa
Bezittingen waarin geld (€) niet langer dan 1 jaar wordt vastgezet: vlottende activa
  • Voorraad
  • Debiteuren
  • Nog te ontvangen bedragen (van niet klanten)
  • Vooruitbetaalde bedragen
  • Te vorderen BTW (niet per factuur naar fiscus maar 1 keer per maand of 1 keer per 3 maanden)
  • opdracht 45


Slide 13 - Slide

liquide activa
geld in kas of op de bankrekening (vloeibaar geld)

(in de praktijk onderdeel vlottende activa, niet in havo examen helaas)

Maak opgave 46 (10 minuten)

Slide 14 - Slide

financieringsbehoefte
Uit de investeringsbegroting volgt de financieringsbehoefte ofwel: hoeveel geld heb ik nodig.

Eigen geld = eigen vermogen

Geleend geld = vreemd vermogen

Zowel EV als VV wordt in de onderneming gestopt! Onderneming moet EV aan eigenaar betalen en VV aan schuldeisers

Slide 15 - Slide

hoe lang heb je geld nodig?
eigen vermogen = permanent aanwezig, hiermee kun je vaste, vlottende en liquide  activa financieren

Langlopend Vreemd vermogen (LLVV) = is ook een financieringsbron voor vaste, vlottende en liquide  activa

KLVV = financieringsbron vlottende activa


Slide 16 - Slide

aan de slag
Opgave 47

Slide 17 - Slide

LLVV en KLVV
LLVV: hypothecaire lening, ondershandse lening

KLVV
:
rekening-courant krediet (bij een bank, rood staan)
Leverancierskrediet (handelsproduct is al geleverd maar nog niet betaald)
Afnemerskrediet (product is al betaald maar nog niet geleverd aan klant)
Te betalen BTW (moet je nog afdragen aan fiscus)
Nog te betalen bedragen (drankjes op rekening)
Vooruitontvangen bedragen (schuld aan betaler, je had er nog geen recht op)


Slide 18 - Slide

aan de slag
Opgave 48

Opgave 49

Opgave 50

Slide 19 - Slide

slot
huiswerk

opgave 54 (huiswerkcontrole)
3e keer niet: 9e uur di

Slide 20 - Slide