Thema 4 les 16

1 / 12
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Als je het woord in meervoud zet, wat komt er achter?
Stoel+....
A
+s
B
+en

Slide 2 - Quiz

Als je het woord in meervoud zet, wat komt er achter?
Bezem+....
A
+s
B
+en

Slide 3 - Quiz

Als je het woord in meervoud zet, wat komt er achter?
Vloer+....
A
+s
B
+en

Slide 4 - Quiz

Als je het woord in meervoud zet, wat komt er achter?
inbraakalarm+....
A
+s
B
+en

Slide 5 - Quiz

Als je het woord in meervoud zet, wat komt er achter?
Keuken+....
A
+s
B
+en

Slide 6 - Quiz

Als je het woord in meervoud zet, wat komt er achter?
Telefoon+....
A
+s
B
+en

Slide 7 - Quiz

Wat zijn de 2 zelfstandig naamwoorden in de zin?
Je begint je leven als baby.

Slide 8 - Open question

Wat zijn de 2 zelfstandig naamwoorden in de zin?
Tussen de twee en vijf jaar ben je een peuter en een kleuter.

Slide 9 - Open question

Wat zijn de 2 zelfstandig naamwoorden in de zin?
Als puber van twaalf heb je vaak je eigen bezigheid of hobby.

Slide 10 - Open question

Wat zijn de 2 zelfstandig naamwoorden in de zin?
Vanaf achttien jaar ben je volwassen en mag je auto besturen

Slide 11 - Open question

Wat zijn de 2 zelfstandig naamwoorden in de zin?
Als jouw kind een kind krijgt, word je opa en oma.

Slide 12 - Open question