parodontologie

Wat is de diepte van een gezonde sulcus gingivalis?
A
0,5-3 mm
B
3-5mm
C
5,3-6mm
D
0-0,3mm
1 / 15
next
Slide 1: Quiz
Parodontologie 7MBOStudiejaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Wat is de diepte van een gezonde sulcus gingivalis?
A
0,5-3 mm
B
3-5mm
C
5,3-6mm
D
0-0,3mm

Slide 1 - Quiz

Wat zijn cementoblasten?
A
Wortelcement
B
Cellen die nieuwe cement aanmaken
C
Acellulair cement
D
De overgang van glazuur naar cement

Slide 2 - Quiz

Tandsteen zet zich af op protheses en orthodontische appratuur:
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Wat is mondflora?
A
Verkeerde occlusie en articulatie
B
Irriterende stoffen.
C
Weefselverandering
D
Verschillende bacteriesoorten in mondholte

Slide 4 - Quiz

Wat is calor?
A
Zwelling
B
Functieverlies
C
Verhoogde temperatuur
D
Roodheid

Slide 5 - Quiz

Wat is een cleft?
A
Een bultje in de mond
B
Een soort aft
C
Een bijzondere vorm van recessie

Slide 6 - Quiz

Waardoor wordt de vorm van de alveolaire botrand bepaald ?
A
Het verloop van het glazuur en de glazuur-cementgrens
B
De ligging van het element ten opzichte van de buurelementen
C
De mate van eruptie
D
Alle bovenstaande antwoorden zijn juist

Slide 7 - Quiz

Hoe noemen we de overgang van glazuur naar cement?
A
Cementgrens
B
Glazuurgrens
C
Acellulair cement
D
Glazuur-cementgrens

Slide 8 - Quiz

Voor hoeveel procent bestaat tandplaque uit bacterien?
A
50%
B
40-80%
C
70%
D
70-80%

Slide 9 - Quiz

Waar staat LJP voor?
A
Lokale juveniele parodontitis
B
Lokaal juveniele pocket
C
Linguale juveniele pocket

Slide 10 - Quiz

Wat is niet waar over tandplaque?
A
Het bestaat voor 70-80% uit bacteriën
B
Je kan plaque met krachtig spoelen uit de mond verwijderen
C
Er zitten anaerobe bacteriën in plaque
D
Interdentaal is een predilectieplaats

Slide 11 - Quiz

Wat is niet herkenbaar bij LJP?
A
Het komt voornamelijk voor bij jongeren/jongvolwassenen.
B
Verhoogd aantal Aa’s in de mondholte is de oorzaak.
C
Er zijn nauwelijks ontstekingsverschijnselen te zien.
D
Het komt voor bij de premolaren.

Slide 12 - Quiz

Wat behoord niet tot het parodontium?
A
Wortelcement
B
Wortelvlies
C
Tong
D
Processus alveolaris

Slide 13 - Quiz

Bij welk soort patiënten komt Gingivahyperlasie voor?
A
Mensen met hartstoornissen
B
Mensen met epilepsie
C
Mensen met ADHD
D
Mensen die veel aan de antibiotica zitten.

Slide 14 - Quiz

Wat betekent ulceren?
A
Afsterven
B
Het terugtrekken van tandvlees
C
Etteren
D
Ontsteken

Slide 15 - Quiz