pers.vnw en bez. vnw

Doel van vandaag
Je kan aan het einde van de les de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden zelf toepassen en weet het verschil tussen de twee voornaamwoorden. 
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Doel van vandaag
Je kan aan het einde van de les de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden zelf toepassen en weet het verschil tussen de twee voornaamwoorden. 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

De tekst is niet zo prettig leesbaar. Hoe komt dat?
Augurken op de weg
Vorige maand stond op de A58 een lange file vanwege een gekantelde vrachtwagen. De chauffeur van de gekantelde vrachtwagen was de macht over het stuur kwijtgeraakt, waardoor de vrachtwagen was gaan slingeren en gekanteld was. Zo’n gekantelde vrachtwagen komt wel vaker voor, maar deze gekantelde vrachtwagen was geladen met augurken. De lading augurken lag verspreid over de hele snelweg. Voordat de auto’s achter de gekantelde vrachtwagen door konden rijden, moest de lading augurken eerst opgeruimd worden. De lading augurken op de weg zorgde namelijk voor een gevaarlijke situatie. Als andere auto’s over de augurken heen zouden rijden, zou de weg spekglad worden en daarom moest iedereen wachten tot de lading augurken opgeruimd was.


Slide 3 - Slide

Wat zou je kunnen doen om de tekst wat levendiger te maken?
Augurken op de weg
Vorige maand stond op de A58 een lange file vanwege een gekantelde vrachtwagen. De chauffeur van de gekantelde vrachtwagen was de macht over het stuur kwijtgeraakt, waardoor de vrachtwagen was gaan slingeren en gekanteld was. Zo’n gekantelde vrachtwagen komt wel vaker voor, maar deze gekantelde vrachtwagen was geladen met augurken. De lading augurken lag verspreid over de hele snelweg. Voordat de auto’s achter de gekantelde vrachtwagen door konden rijden, moest de lading augurken eerst opgeruimd worden. De lading augurken op de weg zorgde namelijk voor een gevaarlijke situatie. Als andere auto’s over de augurken heen zouden rijden, zou de weg spekglad worden en daarom moest iedereen wachten tot de lading augurken opgeruimd was.


Slide 4 - Slide

Wat is het verschil tussen een persoonlijk en een bezittelijk voornaamwoord?

Slide 5 - Open question

Ik geef je graag een mooi cijfer voor jouw toets.
Wat zijn de persoonlijke voornaamwoorden in deze zin?
A
jouw
B
ik, je
C
ik, je, jouw
D
ik, jouw

Slide 6 - Quiz

Ik ben veel meer tevreden over mijn cijfer dan jij over jouw cijfer. Wat zijn de bezittelijke voornaamwoorden in deze zin?
A
mijn, jouw
B
ik, jij
C
cijfer, cijfer
D
veel, over

Slide 7 - Quiz

Mijn fiets is gestolen.

Mijn is een ......
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
voorzetsel
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Quiz

De woorden 'ik, mij, wij' zijn voorbeelden van persoonlijke voornaamwoorden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Welke van de onderstaande voorbeelden bevat een persoonlijk voornaamwoord?
A
Jouw verhaal
B
Het verhaal van jou
C
Onze telefoon
D
Geef elkaar een hand

Slide 10 - Quiz

Door welke persoonlijke voornaamwoorden kan je de personen in deze zin vervangen?

2. Mijn moeder heeft Mick straf gegeven.
A
Zij + hij
B
Zij + hem
C
Haar + hij
D
Haar + hem

Slide 11 - Quiz

Vanavond ga ik naar de film.

Het woordje ik is een....
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
lidwoord
D
voorzetsel

Slide 12 - Quiz

De stagiaires deden hun werk naar behoren. Wat is hun?
A
Persoonlijk
B
Aanwijzend
C
Bezittelijk
D
Geen van allen

Slide 13 - Quiz

Dit gebouw staat hier al bijna 100 jaar.
Wat is dit?
A
Persoonlijk
B
Bezittelijk
C
Aanwijzend
D
Geen van allen

Slide 14 - Quiz

Even oefenen

Welke pers.vnw en/of bez.vnw kun jij vinden in de volgende zinnen?

1)  Mag ik even naar het toilet?

2) Heb je me niet gehoord?

3) Het was zijn eigen schuld.

4) Bij het station moet je je fiets ook niet neerzetten.

5) Heb jij Luuk in de bus zien zitten, vanmorgen?

Slide 15 - Slide

Controleer zelf jouw antwoorden

1)  Mag ik even naar het toilet?

               pers.vnw

2) Heb je me niet gehoord?

  pers.vnw  / pers.vnw

3) Het was zijn eigen schuld.

                      bez.vnw

4) Bij het station moet je     je fiets ook niet neerzetten.

                               pers.vnw      bez.vnw

5) Heb jij Luuk in de bus zien zitten, vanmorgen?

            pers.vnw

Slide 16 - Slide