Diabetes Mellitus

1 / 32
next
Slide 1: Slide
WelzijnSpeciaal OnderwijsLeerroute 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

timer
2:30
Wat weet jij van diabetes?

Slide 2 - Mind map

Wat is

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Diabetes type 1
A
Is erfelijk
B
Is iemand altijd afhankelijk van insuline
C
is altijd bij jonge kinderen direct zichtbaar
D
Komt vaker voor dan type 2

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Welke zin is waar?
A
Bij type 1 werkt de alvleesklier niet meer
B
Bij type 2 werkt de alvleesklier niet meer
C
Beide zijn waar

Slide 7 - Quiz

Diabetes type 2
A
Is erfelijk
B
wordt veroorzaakt door overgewicht/ongezond eten
C
Komt nooit bij kinderen voor
D
Kan worden uitgelokt door roken

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

timer
2:00
Noem de symptomen van een hypo

Slide 10 - Mind map

timer
2:00
Noem de symptomen van een hyper

Slide 11 - Mind map

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Herken
DIABETES MELLITUS

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Iemand start met metformine, waar let jij op en wat rapporteer je?
A
Maag- darmklachten
B
Hoofdpijn, duizeligheid en vermoeidheid
C
Huidreacties
D
Effect op de bloedsuiker

Slide 23 - Quiz

Jij komt bij een client waar je insuline (langwerkend) moet toedienen. Er staat niet in het zorgplan dat je de bloedsuiker hoeft te meten bij iedere gift. De client is erg aan het zweten maar geeft geen klachten aan. Je meet de bloedsuiker en deze is 4,6. Wat doe je?
A
Ik spuit de insuline
B
Ik kijk eerst of er iets vermeld staat in het ZP over de streefwaarden
C
Ik spuit de insuline niet en bel de arts/apotheek
D
Ik spuit de insuline en geef client wat te eten/drinken

Slide 24 - Quiz

Wanneer spreken we van een hypo?
A
Als de bloedsuiker onder de 5 is
B
Als de bloedsuiker onder de 4 is
C
Als de bloedsuiker onder de 3 is
D
Dat is persoon- en klacht afhankelijk

Slide 25 - Quiz

Wanneer spreken we van een hyper?
A
Als de bloedsuiker boven 9 is
B
Als de bloedsuiker boven de 10 is
C
Als de bloedsuiker boven de 11 is
D
Dat is persoon- klacht afhankelijk

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

Hoe snel werkt snelwerkende insuline?
A
5-10 minuten
B
10-30 minuten
C
30-40 minuten
D
40-60 minuten

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

Welke injectie plaatsen zijn geschikt voor insuline?
A
Bovenarm
B
Bovenbeen
C
Buik
D
Bil

Slide 30 - Quiz

Welke van de genoemde plaatsen neemt het snelst insuline op?
A
Bovenarm
B
Bovenbeen
C
Buik
D
Bil

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide