De auteur geeft de woorden of gedachten van een personage weer:
1 zonder een inleidende zin, als 'hij zei...'
2 in de woordvolgorde van de directe rede, maar in de derde persoon en vaak in een verleden tijd.
Hier volgt een voorbeeld: Hij legde zijn pen neer en stak een sigaret op. Hij zou haar maar niet meer schrijven.