les opdracht 1 / feiten meningen argumenten (RvL)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

Feiten, meningen en argumenten

les 1

Lesdoelen

Na deze les: 

- heb je de theorie over feiten, meningen en argumenten nog eens herhaald. 

- je weet wat belangrijk is voor het examen 'leesvaardigheid'. 

belangrijk voor het examen:

Je moet de mening van de schrijver kunnen onderscheiden van de mening van de deskundige. 

Je moet het verschil kunnen zien tussen objectieve en subjectieve argumenten. 

Je moet ook je eigen mening kunnen vormen. 

Teksten waarin een mening voorkomt

Kunnen 2 doelen hebben:

1) meningen laten zien. 

2) overtuigen. 

Feiten en meningen

Feiten en meningen zijn elkaars tegengestelden. 

Feiten zijn objectief, feitelijk, onpartijdig

Meningen zijn subjectief en persoonlijk

1. Meningen laten zien

De schrijver geeft de mening van één of meer deskundigen, zonder zijn eigen mening te geven. 

De lezer kan daarna zelf een mening vormen.

Een tekst die meningen laat zien, is een objectieve tekst. 

voorbeelden: artikel in tijdschrift of krant. 

2. overtuigen

De schrijver geeft zijn een mening en laat zo veel mogelijk argumenten zien die zijn mening ondersteunen. Hij wil de lezer ervan overtuigen dat hij gelijk heeft. 

Een tekst die wil overtuigen, is een subjectieve tekst. 

voorbeelden: ingezonden brief, recensie, blog

argumenten

Argumenten kunnen objectief zijn, of subjectief. 

Objectief: Er worden feiten genoemd die de mening ondersteunen. Je kunt controleren of deze feiten kloppen. 

Subjectief: Er worden gevoelens of overtuigingen genomen die de mening ondersteunen. Je kunt niet zeggen of ze waar of niet waar zijn, je kunt alleen nagaan of je de argumenten overtuigend vindt. 

Uit metingen blijkt dat auto's de lucht in de binnenstad ernstig vervuilen met schadelijke stoffen.

1. objectief
2. subjectief

Al die geparkeerde auto's in de binnenstad is een lelijk gezicht.

1. objectief
2. subjectief

De meeste automobilisten hebben geen belangrijke dingen vind e stad te doen en kunnen net zo goed de fiets nemen.

1. objectief
2. subjectief

Er zijn niet genoeg parkeerplaatsen voor alle auto's.

1. objectief
2. subjectief

Huiswerk

Maak opdracht 1

blz 74, 75 en 76