Woordenschat H5 + H6

Welkom!
Vandaag:
Inzien schrijftoets
Nakijken gram. zinsdelen H6
Woordenschat H5 + H6
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Vandaag:
Inzien schrijftoets
Nakijken gram. zinsdelen H6
Woordenschat H5 + H6

Slide 1 - Slide

Nakijken
Opdr. 1 (zin 1 t/m 3)
Opdr. 2 (zin 1 t/m 3)
Opdr. 3

Slide 2 - Slide

Woordenschat H5
Uitdrukkingen en spreekwoorden
Letterlijke en figuurlijke betekenis
Uitdrukkingen: woordcombinatie met vaste betekenis; je kunt een uitdrukking wel een beetje aanpassen of veranderen.
Spreekwoorden: wijsheid of opvatting in een hele zin; kan niet aangepast of veranderd worden. 

Slide 3 - Slide

Opdracht 2, blz. 153

a. Dat varkentje zullen we wel even ...
b. Wie een kuil graaft voor een ander, valt ... ... ...
c. Het lijkt toeval, maar het is doorgestoken ...
d. Er is lang over gepraat en vergaderd, maar nu is de kogel door de ...
e. Het oog van de meester maakt het ... ...
f. We moeten de koe bij de ... ... 
g. Zoals de waard is, vertrouwt hij zijn ...
h. Carolien laat zich de kaas niet van het ... ... 
  1. wassen
  2. er zelf in
  3. kaart
  4. kerk
  5.  paard vet
  6. horens vatten
  7. gasten
  8. brood eten

Slide 4 - Slide

a. Dat varkentje zullen we wel even wassen. (U)
b. Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in. (S)
c. Het lijkt toeval, maar het is doorgestoken kaart. (U)
d. Er is lang over gepraat en vergaderd, maar nu is de kogel door de kerk. (U)
e. Het oog van de meester maakt het paard vet. (S)
f. We moeten de koe bij de horens vatten. (U)
g. Zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten. (S)
h. Carolien laat zich de kaas niet van het brood eten. (U)
  1. Die lastige klus zullen we wel even opknappen. 
  2.  Wie probeert om iemand iets aan te doen of te misleiden, wordt zelf het slachtoffer of wordt zelf misleid.
  3. Het is van tevoren afgesproken/geregeld.
  4. Het besluit is eindelijk genomen. 
  5. Het werk gebeurt beter als de baas toezicht houdt. 
  6. We moeten het werk nu meteen aanpakken/direct beginnen.
  7. Men beoordeelt de ander naar zichzelf.
  8. Ze komt op voor haar rechten. 

Slide 5 - Slide

Opdracht 6
1. horeca
2. woordspelingen
3. cliché
4. dubieus
5. loze/loos
6. ongein
7. dooddoener
8. platvloers
  1. Staat voor de bedrijfstak hotels, restaurants en café.
  2.  Grappig bedoeld gebruik van een woord, bijvoorbeeld doordat het in verschillende betekenissen in een zin voorkomt.
  3. Afgezaagde uitspraak.
  4. Twijfelachtig.
  5. Lege; zonder inhoud; niet echte.
  6. Flauwiteit; slechte grap.
  7. Algemeenheid; nietszeggende opmerking waardoor een verder gesprek wordt afgekapt.
  8. Grof; ordinair; van een laag geestelijk niveau.

Slide 6 - Slide

9. rubricering
10. nering
11. pikant
12. ambacht
13. agrarisch
14. moraal
15. de geestelijk vader
16. refereren aan
17. befaamde
  1. Indeling in groepen (rubrieken).
  2.  Handel.
  3. Pittig.
  4. Vak waarbij je iets met je handen maakt.
  5. De landbouw/akkerbouw betreffende.
  6. Levensles.
  7. Degene die het bedacht heeft.
  8. Verwijzen naar.
  9. Beroemd.

Slide 7 - Slide

18. verbeeld
19. tafereel
20. illustreren
21. zotheid
22. frequent
23. paradoxaal
24. verlevendigen
25. ontberen
  1. Voorgesteld door een tekening, schilderij o.i.d.
  2.  Afbeelding of situatie om naar te kijken.
  3. Verduidelijken; toelichten (vaak met ‘een voorbeeld’).
  4. Dwaasheid.
  5. Vaak voorkomend.
  6. In zichzelf tegenstrijdig lijkende.
  7. Levendig(er) maken.
  8. Missen. 

Slide 8 - Slide

Bespreken opdr. 6.2

Slide 9 - Slide

Aan de slag!
Maak van Woordenschat H6 opdr. 3 en 4

Slide 10 - Slide

Nakijken Woordenschat H6

Slide 11 - Slide

De knoop 
De kost
Iemand een etiket
In de doofpot
In de pan
In het nauw
Op het hart
Op rolletjes
Uit de brand
Uit z'n vel
binden
springen
doorhakken
hakken
drijven
helpen
lopen
opplakken
stoppen
verdienen

Slide 12 - Drag question

Opdracht 3
1 de knoop doorhakken = een beslissing nemen na lang overleg
2 de kost verdienen = zorgen dat er geld binnenkomt
3 iemand een etiket opplakken = iemand snel beoordelen als behorend tot een bepaalde groep
4 in de doofpot stoppen = met opzet voorkomen dat iets in de openbaarheid komt
5 in de pan hakken = met grote overmacht verslaan
6 in het nauw drijven = in een moeilijke positie brengen waaruit (bijna) geen ontsnapping mogelijk is
7 op het hart binden = met klem of nadruk adviseren
8 op rolletjes lopen = soepeltjes gaan
9 uit de brand helpen = uit een moeilijke positie redden door hulp te bieden (bijv. bij financiële problemen)
10 uit z’n vel springen = heel boos worden

Opdracht 3
1 de knoop doorhakken = een beslissing nemen na lang overleg
2 de kost verdienen = zorgen dat er geld binnenkomt
3 iemand een etiket opplakken = iemand snel beoordelen als behorend tot een bepaalde groep
4 in de doofpot stoppen = met opzet voorkomen dat iets in de openbaarheid komt
5 in de pan hakken = met grote overmacht verslaan
6 in het nauw drijven = in een moeilijke positie brengen waaruit (bijna) geen ontsnapping mogelijk is
7 op het hart binden = met klem of nadruk adviseren
8 op rolletjes lopen = soepeltjes gaan
9 uit de brand helpen = uit een moeilijke positie redden door hulp te bieden (bijv. bij financiële problemen)
10 uit z’n vel springen = heel boos worden

Slide 13 - Slide

Opdracht 4.1
1 oneliner =  bondige uitspraak 
2 geagiteerde = opgewonden 
3 fanatici = erg gedreven, fanatieke mensen  
4 onbeschaafd = ordinair; grof; onbeschoft  
5 doen afbreuk aan = verminderen; vernietigen; doen verliezen 
6 fikse = flinke; forse; ernstige 
7 pupil = jonge speler  
8 wangedrag = (zeer) slecht, ontoelaatbaar gedrag  
9 campagne = actie
10 ontvouwd = uiteengezet; uitgelegd

Slide 14 - Slide

11 concept = plan
12 terughoudend = afwachtend; zich niet op de voorgrond dringend
13 optimaal = zo goed mogelijk 
14 omwille van = vanwege 
15 ontlenen aan = verbinden aan; afleiden van
16 verrichtingen = prestaties; wat mensen doen  
17 kroost = kinderen 
18 geparticipeerd = deelgenomen aan 
19 in het kader van = als onderdeel van (een genoemd geheel, hier: het onderzoek); in verband met
20 geëxperimenteerd = gewerkt als proef  

Slide 15 - Slide


21 bemoedigend = ondersteunend; positief 
22 geestdrift = enthousiasme 
23 relativeert = maakt er kanttekeningen bij; plaatst in verband
24 geneugten = plezier; genoegens 
25 faalangst = vrees om te mislukken

Slide 16 - Slide

a loodsen begeleiden
b royement strafmaatregel waarbij iemand geschrapt wordt als lid van een vereniging
c ambitie eerzucht; wil om iets te bereiken
d mentaliteit instelling; ‘spirit’
e gebrandmerkt gemarkeerd; aangemerkt als
f vermeende veronderstelde; voor waar aangenomen wat niet waar hoeft te zijn
g gedijt bloeit op; begint te floreren
h content prettig; tevreden

Opdracht 4.2
a loodsen = begeleiden
b royement = strafmaatregel waarbij iemand geschrapt wordt als lid van een vereniging
c ambitie = eerzucht; wil om iets te bereiken
d mentaliteit = instelling; ‘spirit’
e gebrandmerkt = gemarkeerd; aangemerkt als
f vermeende = veronderstelde; voor waar aangenomen wat niet waar hoeft te zijn
g gedijt = bloeit op; begint te floreren
h content = prettig; tevreden

Slide 17 - Slide