Taalverzorging - Hoofdletters & Interpunctie - basis

Hoofdletters & interpunctie

1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdletters & interpunctie

Slide 1 - Slide

Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 2 - Mind map

Hoofdletters
  1. Begin van de zin 
UITZONDERING: cijfer of symbool aan het begin -> geen hoofdletter. 

Slide 3 - Slide

Hoofdletters
  2. Voor- en achternaam 
LET OP: 
Hilde Dorsman
Dirk van Putten
Meneer Van Putten

Slide 4 - Slide

Hoofdletters
  3. Namen van bedrijven/organisaties/merken

Apple
Samsung
Coca-Cola
de Tweede Kamer

Slide 5 - Slide

Hoofdletters
4. Aardrijkskundige namen (plaatsen, landen, steden)

Ameland
Duitsland
Franse kaas

LET OP: niet bij seizoenen, windrichtingen, dagen, maanden

Slide 6 - Slide

Hoofdletters
5. Bekende afkortingen 

UWV
PVV
NB
ANWB


Slide 7 - Slide

Hoofdletters
6. Feestdagen & historische gebeurtenissen

Kerstmis
Pasen
kerstvakantie
paasvakantie 

Slide 8 - Slide

Welke leestekens ken je al?

Slide 9 - Mind map

Waarom gebruiken we leestekens?

Slide 10 - Open question

Leestekens
. ? ! , : ; "
We gebruiken interpunctie om een tekst leesbaar te maken.
 
hallo hoe gaat het met jou goed en met jou met mij gaat het ook goed op welke dag zullen we afspreken of hebben we al een afspraak 

Slide 11 - Slide

Punt (.)
Een punt gebruik je aan het eind van een zin.

  • Mijn naam is Ellen.
  • Gisteren heb ik pizza gegeten.
  • Morgen moet ik weer werken.

  • Ook gebruik je een punt bij afkortingen.
  • M.v.g.


Slide 12 - Slide

Vraagteken (?)
Een vraagteken gebruik je aan het eind van een vraagzin:

  • Hoe gaat het met jou?
  • Ga jij morgen naar de les?
  • Waarom drink jij geen koffie?

Slide 13 - Slide

Uitroepteken (!)
Een uitroepteken gebruik je na een uitroep of bevel:

  • Houd op!
  • Doe die deur dicht!
  • Schop de bal!

Slide 14 - Slide

Komma (,)
De komma geeft een leespauze aan.

  •  De komma gebruik je voor een voegwoord (maar, want, voordat) LET OP: niet voor 'en'! 
  • - Ik weet het niet zeker, maar ik denk het wel.

  • De komma gebruik je tussen twee persoonsvormen.
  • - Nu ik er langer over nadenk, vind ik het geen gek idee.








Slide 15 - Slide

Komma (,)
  • Na een aanhef of slotgroet
  • Geachte, 
  • Groetjes,

  • Tussen bijvoeglijk naamwoorden
  • Oma had een mooie, oude, bruine kledingkast.

  • Betekenis veranderen van een zin
  • Pas op Klaas! - Pas op, Klaas!







Slide 16 - Slide

Dubbele punt (:)
De dubbele punt wordt gebruikt voor een opsomming, citaat of toelichting:

  • De dag begint altijd met een heel ritueel: opstaan, douchen, aankleden, ontbijten en naar school.
  • De student vroeg: 'Mevrouw, mag ik even naar het toilet?'
  • Ik ga niet: ik heb wat beters te doen.

Slide 17 - Slide

Puntkomma (;)
De puntkomma maakt duidelijk dat de zin ervoor en erna veel met elkaar te maken hebben.

  • We hebben een geweldige vakantie gehad; vooral het wandelen was leuk.
  • Iedereen is welkom; toch hoop ik dat niet iedereen komt.

  • LET OP: een puntkomma kan worden vervangen door een punt, maar niet door een komma.

Slide 18 - Slide

Voorbeeldzinnen
Dubbele punt:
  • Er zijn twee opties: het gaat door of het gaat niet door.
  • Denk aan de volgende spullen: een warme trui, sokken en een muts.

Puntkomma:
  • We stonden vroeg op; we hadden nog een lange reis voor de boeg.
  • Ik houd niet van zwemmen; toch neem ik een zwembroek mee.

Slide 19 - Slide

Welke zin is goed?
A
We hebben een mooie zomer gehad, vooral augustus was heerlijk zonnig.
B
We hebben een mooie zomer gehad; vooral augustus was heerlijk zonnig.
C
We hebben een mooie zomer gehad: vooral augustus was heerlijk zonnig.

Slide 20 - Quiz

Aanhalingsteken (')
Een aanhalingsteken wordt gebruikt bij een citaat en om een woord op te laten vallen.

  • Nico vroeg: 'Heb je al gekookt?'
  • Een hond met korte poten wordt een 'corgi' genoemd. 

Slide 21 - Slide

Terugblik
Lesdoelen:

- Je weet waarom interpunctie belangrijk is
- Je weet welke soorten leestekens er zijn
- Je weet hoe je de leestekens moet gebruiken

Slide 22 - Slide