1 Zorgvragers met psychogeriatrische aandoeningen goed

Zorgvragers met psychogeriatrische aandoeningen
1 / 38
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Zorgvragers met psychogeriatrische aandoeningen

Slide 1 - Slide

2. Hoeveel mensen met dementie zijn er in Nederland?
A
50.000
B
150.000
C
250.000

Slide 2 - Quiz

Wat is dementie
Dementie is een verzamelnaam voor een combinatie van stoornissen op het gebied van denkprocessen, stemming en gedrag.

De verwerking van informatie in de hersenen is verstoord

De veranderingen in de hersenen leiden ertoe dat bepaalde hersenfuncties gedeeltelijk of geheel zijn ontvallen

Letterlijk betekent dementie “geestelijke aftakeling”

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Definitie dementie
Dementie is een syndroom, een samengaan van cognitieve of gedragsmatige (neuro-psychiatrische) symptomen waarbij sprake is van

  • verstoring van het dagelijks functioneren
  • duidelijke toename van symptomen ten opzichte van een eerder niveau van functioneren
  • die niet verklaard kunnen worden vanuit een delier of depressie
  • gediagnosticeerd op basis van anamnese, hetero-anamnese en een objectieve cognitieve beoordeling (met cognitieve screeningstesten of een neuropsychologisch onderzoek)

Bron: DSM-5 Diagnostic guidelines for Alzheimer’s & Dementia 2016











Slide 5 - Slide

Cognitieve beperking in tenminste twee van de volgende domeinen:

  • vermogen om nieuwe informatie op te slaan en te onthouden
  • redeneren en uitvoeren van complexe taken, inschatten 
  • het zien en verwerken van een waarneming in de ruimte
  • taalfuncties 
  • gedrag en persoonlijkheid.
Bron: DSM-5 Diagnostic guidelines for Alzheimer’s & Dementia 2016

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Alzheimer
Is de meest voorkomende vorm van dementie

Slide 10 - Slide

Levensverwachting Alzheimer

- De levensverwachting bij alzheimer kan uiteenlopen van 3 tot 20 jaar. 


- De gemiddelde levensverwachting voor iemand met de ziekte van Alzheimer is 8 tot 10 jaar.

Slide 11 - Slide

Andere vormen van dementie
- Vasculaire dementie
- Ziekte van Pick
- Lewy body dementie
- Korsakov
- Parkinson
- Downsyndroom en dementie

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Regelen van cognitieve functies
In de hersenschors bevinden zich zenuwcellen en verbindingen die ingewikkelde cognitieve functies regelen, zoals de snelheid van informatieverwerking, sturing van het gedrag, het geheugen en de aandacht. 

De hippocampus is een specifiek deel van de hersenen dat zich in de slaapkwab bevindt. De hippocampus is betrokken bij het opnemen en het doorgeven van nieuwe informatie. De informatie gaat eerst naar het werkgeheugen en daarna naar het permanente geheugen. Je noemt dit het inprentingsvermogen.


Slide 14 - Slide

Cognitieve stoornissen
Denkstoornissen:
De zorgvrager heeft moeite om nieuwe informatie te onthouden en heeft problemen met spreken of met normale dagelijkse handelingen (aankleden) 

Slide 15 - Slide

Cognitieve stoornissen
  • geheugenstoornissen: de zorgvrager kan nieuwe informatie in toenemende mate niet meer in het geheugen opnemen, hij krijgt ook steeds meer moeite met het ophalen van al opgeslagen informatie uit het geheugen;
  • afasie of taalstoornis: de zorgvrager heeft moeite om woorden te vinden en kan zich steeds minder uitdrukken met taal (spreken en schrijven), later ontstaan problemen bij het begrijpen van taal en dit kan hem erg frustreren als hij zijn eigen beperking niet begrijpt. Het kan ook zijn dat de zorgvrager emoties bij de ander niet herkent in de stem, hij neemt bijvoorbeeld grapjes serieus of herkent boosheid niet;




Slide 16 - Slide

Mild cognitive impairment
Als er sprake is van een enkele cognitieve stoornis, bijvoorbeeld alleen een achteruitgang in het geheugen, dan wordt dit mild cognitive impairment (MCI) of milde cognitieve achteruitgang genoemd. 

  • De geheugenproblemen zijn wel groter dan passen bij de leeftijd, maar er is (nog) geen sprake van dementie. 
  • MCI is wel een risicofactor voor het ontwikkelen van dementie. 
  • Bijna de helft van de mensen met MCI krijgt binnen vijf jaar de diagnose dementie.

Slide 17 - Slide

  • apraxie of het verminderd vermogen motorische handelingen uit te voeren, ondanks intacte motorische functies: praktische vanzelfsprekende handelingen worden moeilijker, de zorgvrager kent de volgorde van de verschillende deelhandelingen steeds minder en zal bijvoorbeeld eerst zijn broek aantrekken en dan pas zijn ondergoed;
  • agnosie of het onvermogen objecten te herkennen of thuis te brengen, ondanks intacte sensorische functies: de zorgvrager heeft moeite met het herkennen van voorwerpen en geluiden, in toenemende mate begrijpt hij niet meer waarvoor ze dienen;
  • stoornissen in uitvoerende functies: de zorgvrager kan steeds minder abstract denken, zoals nodig is bij rekenen, logisch nadenken, plannen en doelgericht handelen.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

4 stadia van dementie

Slide 20 - Slide

4 stadia 
  • Stadium 1 – beginnende dementie: minimale veranderingen;
  • Stadium 2 – matig ernstige dementie: zorgvrager is vergeetachtig, verliest zelfvertrouwen en heeft besef van achteruitgang, haalt heden en verleden soms door elkaar;
  • Stadium 3 – ernstige dementie: de zorgvrager leeft steeds meer in het verleden, is vaak een jongere versie van zichzelf, heeft in toenemende mate moeite zich verbaal te uiten, is volledig afhankelijk van anderen;
  • Stadium 4 – ernstige dementie: interactie met de omgeving is beperkt, zorgvrager kan niet meer lopen, spreekt nauwelijks en ligt een foetushouding (als een pasgeboren baby).

Slide 21 - Slide

bedreigde ik
Fase 1, de bedreigde ik: Proberen het gevoel van angst en onveiligheid te verminderen. Daarnaast beroep doen op vaardigheden die niet achteruit zijn gegaan, de cliënt informeren over de concrete werkelijkheid om hem heen (realiteit oriëntatie).

Slide 22 - Slide

verdwaalde ik
Fase 2, de verdwaalde ik: Houvast bieden, de dagelijkse leefomgeving structureren. Verder zoveel mogelijk aansluiten bij de interesses en behoeften van de cliënt.

Slide 23 - Slide

verborgen ik
Fase 3 de verborgen ik: Aanbod aansluiten op de directe zintuiglijke behoeften (warmte, rust, prettige sfeer) en beleving (warm/koud, honger/dorst, pijn) van de cliënt. Verder rustige, prikkelarme leefomgeving creëren.

Slide 24 - Slide

verzonken ik
Fase 4 de verzonken ik: Inspelen op de lichamelijke behoeften, lichamelijk contact maken (koesteren), praten (zacht, rustig - de woorden zijn niet belangrijk), prettige zintuiglijke prikkels aanbieden.

Slide 25 - Slide

Gedrag 
Het verlies van cognitieve functies roept veel verschillende emoties op bij de zorgvrager. Doordat zijn hersencellen zijn aangetast heeft hij minder controle over zijn emoties en zal hij sneller huilen of boos worden dan voorheen. 
Hij kan boos en gefrustreerd zijn omdat hij de controle over zijn eigen leven steeds meer dreigt kwijt te raken. Ook kan hij hierdoor angstig en onzeker worden en zich gaan terugtrekken uit het sociale leven. 
Als hij minder actief wordt, dan kan dat van negatieve invloed zijn op de cognitie. Als de zorgvrager beseft dat de achteruitgang onomkeerbaar is, kan hij somber worden. Sommige zorgvragers zullen een depressie ontwikkelen.

Slide 26 - Slide

Onbegrepen gedrag
Naarmate de dementie voortschrijdt, wordt het voor de zorgvrager moeilijker om aan anderen duidelijk te maken wat hij voelt en wat zijn behoeften zijn. 

Het kan zijn dat hij zich verveelt, omdat de dingen die hij vroeger kon nu niet meer lukken. Misschien is hij eenzaam of zitten zijn kleren te strak omdat hij is aangekomen. 

Ook kan het zijn dat de zorgvrager angstig is of zich ziek voelt en pijn heeft. Als de zorgvrager niet meer kan zeggen wat hem dwarszit, dan kan hij zijn ongenoegen uiten met zijn gedrag.

Slide 27 - Slide

Specifieke uitingen van gedrag
  • Persevereren: het ogenschijnlijk zinloos herhalen van woorden, zinsdelen of handelingen.
  • Decorumverlies: Men houdt geen rekening meer met fatsoensnormen. Men kan zich bv. plots beginnen uitkleden.
  • Confabuleren; is een stoornis in het geheugen, waarbij iemand overdreven, gefantaseerde of onware verhalen vertelt. Gaten opvullen in het geheugen 
  • verzamelzucht
  • achterdocht




Slide 28 - Slide

Depressie
Depressie is een ziekte die door middel van psychologische tests en medisch onderzoek kan worden vastgesteld. 
Een depressie is te beïnvloeden met medicijnen in combinatie met andere therapieën. 
Een behandeling met lichttherapie en/of het doelgericht aanbieden van plezierige activiteiten, kunnen de stemming van de zorgvrager positief beïnvloeden.

Slide 29 - Slide

cognitieve stoornis.
wat betekent problemen met uitvoerende functies? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
denken
B
plannen
C
lopen
D
logisch redeneren

Slide 30 - Quiz

cognitieve stoornis.
wat betekent agnosie
A
stoornis in uitvoeren van motorische handelingen
B
stoornis in denken
C
niet herkennen van objecten
D
stoornis in de taal

Slide 31 - Quiz

cognitieve stoornis.
wat betekent apraxie
A
stoornis in uitvoeren van motorische handelingen
B
stoornis in het denken
C
niet herkennen van objecten
D
stoornis in de taal

Slide 32 - Quiz

cognitieve stoornis.
wat betekent afasie?
A
niet herkennen van objecten
B
stoornis in denken
C
stoornis in de taal
D
stoornis in uitvoeren van motorische handelingen

Slide 33 - Quiz

Dementie is geneesbaar is dit juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quiz

Is dementie een ouderdoms ziekte?
A
ja
B
nee

Slide 35 - Quiz

Kun je dementie genezen?
A
Ja , dementie kun je genezen
B
Nee, dementie kun je niet genezen
C
Dementie kun je wel verminderen geheugentherapie

Slide 36 - Quiz

Vergeetachtigheid is hetzelfde als dementie
A
Niet waar
B
Waar

Slide 37 - Quiz

Dementie betekent letterlijk
A
geestelijke aftakeling
B
somatische afdeling
C
fysieke aftakeling

Slide 38 - Quiz