Lezen H3 les 2

Lezen H3 les 2
1 / 19
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lezen H3 les 2

Slide 1 - Slide

Deze les
- Huiswerk bespreken
- Terugblik
- Lesdoel
- Uitleg
- Samen oefenen
- Zelf oefenen
- Reflectie

Slide 2 - Slide

Huiswerk bespreken

Slide 3 - Slide

Wat is een weerlegging?

Slide 4 - Open question

Noteer het standpunt uit de volgende zinnen: De PVV is geen democratische partij. Ik zal er dus nooit op stemmen.

Slide 5 - Open question

Is het argument een feitelijke of waarderende uitspraak?
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 6 - Quiz

Noteer het argument uit de volgende zinnen: Trump zegt dat hij de meest populaire president ooit is. Bij zijn inhuldiging was namelijk de grootste menigte ooit.

Slide 7 - Open question

Is het argument een feitelijke of waarderende uitspraak?
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 8 - Quiz

Aan welke signaalwoorden herken je een argument?
A
Ik vind
B
immers
C
daarentegen
D
daarom

Slide 9 - Quiz

Lesdoel
Aan het einde van deze les weet je wat argumenten, tegenargumenten en weerleggingen zijn en kun je ze herkennen in een tekst. 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Tegenargument
Tegenargument: argument tegen wat de schrijver zegt.
Let op! Het is tegen de stelling.
Voorbeeld:
schrijver is tegen de afschaffing van het jeugdloon. Een argument voor de afschaffing van het jeugdloon is dan een tegenargument voor zijn punt.
Voorstanders van het jeugdloon zeggen dat het afschaffen zal leiden tot minder banen. Dat is echter niet zo, want hetzelfde werk zal gedaan moeten worden.


Slide 12 - Slide

Weerlegging
Met een weerlegging geef je een reactie op een tegenargument.

Voorstanders van het jeugdloon zeggen dat het afschaffen zal leiden tot minder banen. Dat is echter niet zo, want hetzelfde werk zal gedaan moeten worden.

Slide 13 - Slide

Signaalwoorden tegenargument:

  • een veelgehoord argument is,
  • je hoort vaak zeggen dat,
  • men zegt,
  • sommige mensen menen/vinden dat.
  • echter
  • namelijk
Signaalwoorden weerlegging:


  • maar
  • echter
  • daarentegen

Slide 14 - Slide

Noteer het tegenargument uit de volgende zinnen: Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen. De kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor echter wel een stuk groter.

Slide 15 - Open question

Aan welk signaalwoord herken je een tegenargument?
A
Bovendien
B
Namelijk
C
echter
D
weliswaar

Slide 16 - Quiz

Samen oefenen
Opdracht 11 op bladzijde 196

Slide 17 - Slide

Zelf oefenen
Maak opdracht 11, 12a, 13, 15 en 16

10 minuten in stilte


timer
10:00

Slide 18 - Slide

Vat de les samen in 140 tekens.

Slide 19 - Open question