§4.4 Vermogen en energie

§4.4 vermogen en energie
Lesplanning:
  1. Uitleg vermogen en energie
  2. Opgaven §4.4 maken
  3. Herhaling serie en parallel
  4. Proef 6 en 7
Volgende week SO H4
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

§4.4 vermogen en energie
Lesplanning:
  1. Uitleg vermogen en energie
  2. Opgaven §4.4 maken
  3. Herhaling serie en parallel
  4. Proef 6 en 7
Volgende week SO H4

Slide 1 - Slide

§4.4 vermogen en energie
Aan het einde van deze paragraaf kan je...
  • uitleggen wat het vermogen van een apparaat is.
  • het vermogen van een apparaat berekenen.
  • uitleggen waarom een apparaat met een groter vermogen meer elektrische energie verbruikt.

Slide 2 - Slide

Vermogen
De hoeveelheid energie dat een apparaat per seconde verbruikt.

Slide 3 - Slide

James Watt
  • Schotse Ingenieur
    1736 - 1819
  • Uitvinder van de 
    stoommachine
  • Paardenkracht

Slide 4 - Slide

Welk apparaat heeft het grootste vermogen?
A
Laptop
B
Koelkast
C
Gloeilamp
D
Koffiezetapparaat

Slide 5 - Quiz

laptop
50-150 W
koelkast
100 - 300 W
gloeilamp 
40-60 W
koffiezetapparaat
1000 - 1500 W

Slide 6 - Slide

Hoe groot is het vermogen?
A
230 Volt
B
0,3 Ampere
C
9 Volt
D
6 Watt

Slide 7 - Quiz

1 kW (kiloWatt) = .... W
A
0,001
B
0,1
C
10
D
1000

Slide 8 - Quiz

Het vermogen berekenen.




Spanning = energie per lading
Stroomsterkte  = lading per seconde
Vermogen = energie per seconde

vermogen(W)=spanning(V)stroomsterkte(A)

Slide 9 - Slide

Voorbeeld 1:
Een frituurpan werkt op 12 volt. Verder loopt er een stroom door van 1,32 A.
Bereken het vermogen van de frituurpan.

Slide 10 - Slide

Voorbeeld 2:
Een wasmachine heeft een vermogen van 750 W en is aangesloten op 230 Volt Bereken de stroomsterkte.

Slide 11 - Slide

Een led-lamp is aangesloten op een spanningsbron van 12V. De stroomsterkte door de led-lamp is
220 mA. Bereken het vermogen van de led-lamp.
A
P = U * I = 12 * 0,22 =2,64 W
B
P = U * I = 12 * 2,2 = 26,4 W
C
P = U * I = 12 * 22 = 264 W
D
P = U * I = 12 * 220 = 2640 W

Slide 12 - Quiz

Een mixer wordt aangesloten op een spanning van 230 V.
De mixer heeft een vermogen van 350 Watt.
Bereken de stroomsterkte door het apparaat.
Sleep de antwoorden op de juiste plek.
stroomsterkte =
stroomsterkte =
stroomsterkte =
:
:
350 W
230 V
1,5 A
spanning
vermogen

Slide 13 - Drag question

Maken en nakijken
§4.4 opgave 1 t/m 8, 10, 11 en 12
timer
15:00

Slide 14 - Slide

Herhaling serie- en parallelschakelingen

Slide 15 - Slide

Is dit een serie- of parallelschakeling?
A
parallelschakeling
B
serieschakeling

Slide 16 - Quiz

Als in een serieschakeling één lampje stuk gaat, dan:
A
blijft de rest gewoon branden.
B
gaan alle lampjes uit.
C
gaat de rest iets sterker branden.
D
gaat de rest iets zwakker branden.

Slide 17 - Quiz

Sleep de zin naar het juiste vak!
Juist
Onjuist
Bij de parallelschakeling heeft elk lampje zijn eigen stroomkring.
Bij de parallelschakeling zijn de lampjes in één stroomkring geschakeld.
Als je in een parallelschakeling een lampje inschakelt, dan gaan alle lampjes branden.
Als in een parallelschakeling een lampje doorbrandt, dan blijven de andere lampjes branden.

Slide 18 - Drag question

Zijn de lampjes aan of uit?
A
Aan.
B
Uit.

Slide 19 - Quiz

1 A
2 A
3 A
4 A

Slide 20 - Drag question


Proef 
6 en 7 

Klaar:
proef 8
Bouw eerst de serieschakeling. 
Open de schakeling op plek A, B of C en vul de opening met een ampèrmeter+draadje.

Slide 21 - Slide