Modale Verben

Modal Verben

Modale werkwoorden

Modal = modus= wijze/manier

1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Modal Verben

Modale werkwoorden

Modal = modus= wijze/manier

Slide 1 - Slide

Was sind modale Verben
Mit diesen Verben können wir den Inhalt einer Aussage ändern – es ist zum Beispiel ein Unterschied, ob jemand etwas tun muss oder darf.

Slide 2 - Slide

Welche modal Verben gibt es?

Modalverben sind:

dürfen (mogen), können (kunnen), mögen (houden van), müssen (moeten), sollen(zullen)

und wollen (willen).


Slide 3 - Slide

können, dürfen, wollen, sollen,  müssen, mögen, wissen

Waar staan de Mod. Verben hier?


Max will Automechaniker werden. Dafür muss er viel über Autos wissen. Sein Vater soll ihm alles erklären. In der Werkstatt darf Max seinem Vater helfen. Max kann sogar schon Reifen wechseln.

Slide 4 - Slide

Let op 1e en 3e pers geen uitgang!

stamklinker verandert in enkelvoud (sollen niet)

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

die Besonderkeiten

ich und er,sie es hebben dezelfde vorm


de Umlaut verdwijnt in e.v maar komt terug in m.v!


de klinkerverandering vindt alleen in e.v plaats!

bijv:  wollen- ich will- ihr wollt

Let op! bij sollen


Slide 7 - Slide

ich .... (müssen) nach Hause
A
musst
B
muss
C
mussen
D
müss

Slide 8 - Quiz

Ihr... (wollen) einkaufen machen.
A
willt
B
woll
C
wollt
D
wöllt

Slide 9 - Quiz

Du .... (mögen) keine Kaffe
A
mögst
B
mag
C
mägst
D
magst

Slide 10 - Quiz

Er ... (wissen) das Geheimnis nicht!
A
weiBt
B
weiB
C
wisst
D
wiss

Slide 11 - Quiz

Ihr... (wissen) meine Adresse nicht?
A
weiBt
B
weiB
C
wiss
D
wisst

Slide 12 - Quiz

(Sollen).... ihr nicht aufpassen?
A
sollt
B
soll
C
sollen
D
sollst

Slide 13 - Quiz

(müssen)... ihr ins Museum?
A
musst
B
mussen
C
muss
D
müsst

Slide 14 - Quiz

Er (willen) ….. nach Hause kommen.
A
willt
B
will
C
willst
D
willen

Slide 15 - Quiz

Du (wissen) …. die Lösung dieser Afugabe?
A
weiB
B
WiB
C
weiBt
D
wisst

Slide 16 - Quiz

Kontrolle

-Welke personen kregen alleen een stam?

-Welke verandering(en) zijn er nog meer?

Slide 17 - Slide

Welke personen kregen alleen een stam?

Slide 18 - Mind map

Welke verandering(en) zijn er nog meer?

Slide 19 - Mind map