Hoofdstuk 3 De betekenis van dagbesteding voor de beroepskracht Paragraaf 3.4 en 3.5

Dagbesteding
les 6
1 / 21
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Dagbesteding
les 6

Slide 1 - Slide

les agenda 
  • Terugblik vorige les
  • Behandelen theorie
  • Theorie zelfstandig doorlezen en opdrachten maken
  • Heeft iemand nog iets te melden?

Slide 2 - Slide

Hersengebieden kun je beinvloeden door medicijnen, technieken, operaties, oefeningen.
Veel waarde wordt gehecht aan het aangeboren vermogen van de mens om te willen groeien en ontwikkelen. 
Waarden, informatie en algemene opvattingen spelen een rol in het gedrag. Er kunnen cognitieve conflicten ontstaan. De mens kan denken, een dier niet. 
Gedrag is aangeleerd. Ons gedrag wordt beinvloedt door de omgeving. 
Deze benadering deelt de menselijke persoonlijkheid in 3 delen. 
Kies ik voor wat ik wil (en lekker vind) of kies ik voor wat kan en mag?
Psychodynamische benadering
Behavioristische benadering 
Cognitieve benadering 
Humanistische benadering
Biologische benadering

Slide 3 - Drag question

Wat is een hulpvraag?

Slide 4 - Mind map

De hulpvraag
Omschrijft de wensen en behoeften van de cliënt. 

De samenleving, het individu en de instelling hebben invloed op de hulpvraag

De hulpvraag komt naar voren als je de vraag stelt "help mij bij"

Je helpt de cliënt bij het ontdekken en verwoorden van zijn hulpvraag

De cliënt kan niet altijd zijn hulpvraag uitspreken of onder woorden brengen. Hij kan dan zijn hulpvraag op een andere manier laten zien bijv. door gedrag (impliciete hulpvraag)

Slide 5 - Slide

Voorwaarden om vraaggericht te werken
  • Leef je in in de cliënt
  • kijk samen naar de hulpvraag en probeer deze samen met de cliënt te formuleren
  • Luister niet alleen maar vraag door, ga in gesprek
  • De cliënt is en blijft verantwoordelijk voor zijn eigen proces
  • Sluit aan bij de belevingswereld van de cliënt

Slide 6 - Slide

Dagbesteding




Thema 1 Dagbesteding
Hoofdstuk 3 De betekenis van dagbesteding voor de beroepskracht
Paragraaf 3.4 en 3.5

Leerdoel: aan het einde van de les weet je wat vaardigheden zijn en welke je nodig hebt in het werkveld van een MZ-er en hoe je instructie kunt geven aan de cliënt. 




Slide 7 - Slide

Kernkwaliteiten van een beroepskracht 
  • Creativiteit en scheppingsvermogen
  • Genuanceerdheid en diplomatie
  • Doelmatigheid en pragmatisme
  • Inlevingsvermogen en harmonie  

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Welke kernkwaliteit(en) van de identiteit van de beroepskracht MZ heb jij terug zien komen in het filmpje waarin Daan verteld over zijn werk?

Lees bladzijde 50 van je boek en beantwoord de vraag.
timer
4:00

Slide 10 - Open question

Vaardigheden van een beroepskracht  
Cognitieve component
          - kennis, reden, doel, hoe een handeling uitgevoerd moet worden.
Motorische component
         - gedragspatroon
Sociaalpsychologische component
         - durf en zelfvertrouwen
Handelingscomponent
         - zorgvuldig, snel en flexibel 

Slide 11 - Slide

sociaal psychologische component
A
kennis die je nodig hebt om te begrijpen hoe en waarom je iets doet
B
het uitvoeren van de handeling is automatisme
C
je durft de handeling in de praktijk toe te passen
D
je kunt de handeling in verschillende situaties toepassen

Slide 12 - Quiz

Cognitieve component
A
kennis die je nodig hebt om te begrijpen hoe en waarom je iets doet
B
het uitvoeren van de handeling is automatisme
C
je durft de handeling in de praktijk toe te passen
D
je kunt de handeling in verschillende situaties toepassen

Slide 13 - Quiz

handelingscomponent
A
kennis die je nodig hebt om te begrijpen hoe en waarom je iets doet
B
het uitvoeren van de handeling is automatisme
C
je durft de handeling in de praktijk toe te
D
je kunt de handeling in verschillende situaties toepassen

Slide 14 - Quiz

motorische component
A
kennis die je nodig hebt om te begrijpen hoe en waarom je iets doet
B
het uitvoeren van de handeling is automatisme
C
je durft de handeling in de praktijk toe te passen
D
je kunt de handeling in verschillende situaties toepassen

Slide 15 - Quiz

Inleiding instructie geven
Als je de client instructie geeft bijv. over de werking van een nieuw apparaat

  • Vat samen waar de nieuwe kennis over gaat
  • Peil de voorkennis van de cliënt 
  • Als er geen voorkennis is, geef je uitleg door bijv. voorbeelden te geven


Slide 16 - Slide

Opbouw van de instructie
  • Geef aan wat het doel van de activiteit is
  • Geef informatie in kleine stappen
  • Geef concrete voorbeelden
  • Sluit in taalgebruik aan bij de cliënt
  • Controleer of de cliënt je begrijpt (laat de cliënt samenvatten wat je hebt vertelt)
  • Blijf bij de kern van wat je wilt vertellen
  • Vat tussendoor en aan het eind de hoofdlijnen van de instructie samen


Slide 17 - Slide

Waarom is het belangrijk dat de instructie in kleine stukjes wordt gegeven?

Slide 18 - Slide

Stappen van instructie
Beginsituatie wat weet de cliënt?
Doelstelling waar wil je naar toe?
Kerninstructie wat vertel ik, wat laat ik de cliënt zelf uitzoeken?
Voordoen, samen doen, nadoen werk in kleine stappen
Instructiemateriaal heb je een stappenplan of oefenmateriaal nodig? 
Evaluatie heb jij je doel bereikt? 

Slide 19 - Slide

Zet de juiste tekst bij elkaar
Beginsituatie
Doelstelling
Kerninstructie
Voordoen, samen doen, nadoen
Instructiemateriaal
Evaluatie
Wat weet de cliënt?
Waar wil je naar toe?
Heb je een stappenplan of oefenmateriaal nodig?
Heb jij je doel bereikt? 
Wat vertel ik, wat laat ik de cliënt zelf uitzoeken?
Werk ik kleine stappen

Slide 20 - Drag question

Aan de slag!
Lees blz. 49 t/m 54 van je theorieboek Dagbesteding MZ zelfstandig door. 

Maak de volgende verwerkingsopdrachten in je digitale werkomgeving Dagbesteding MZ: Opdracht 3a t/m 3d en 4a t/m 4c van 1.3 De betekenis van dagbesteding voor de cliënt


Extra voor niv 4: 1a t/m 1b


Slide 21 - Slide