Walvis 2

De Walvis
1 / 37
next
Slide 1: Slide
BurgerschapBasisschoolGroep 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

De Walvis

Slide 1 - Slide

Vandaag
Terugblik eerste sessie


Kritisch kijken naar de doelen: zijn ze haalbaar, passen ze bij onze praktijk?

Invullen wat een ieder al doet rondom de doelen (delen van voorbeelden en ervaringen)

Slide 2 - Slide

Wat is sinds 1 augustus 2021 verplicht voor scholen in het kader van burgerschapsonderwijs?
A
Elke leerling moet lid worden van de leerlingenraad
B
Scholen moeten een samenhangend aanbod bieden gericht op de basiswaarden van de democratische rechtsstaat
C
Burgerschapsonderwijs mag alleen in projectvorm worden gegeven
D
Leerlingen moeten een eed van trouw afleggen

Slide 3 - Quiz

Wat zegt de wet niet? Er moet...
A
...een visie zijn
B
...een lesmethode burgerschap zijn
C
...doelgericht aanbod zijn
D
...samenhang zijn

Slide 4 - Quiz

In welke wet is burgerschapsonderwijs wettelijk verankerd?
A
De Grondwet
B
De Wet op het Primair Onderwijs (WPO) en Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO)
C
De Leerplichtwet
D
De Onderwijsinspectiewet

Slide 5 - Quiz

Waarom is de wet op burgerschapsonderwijs aangescherpt in 2021?
A
Omdat leerlingen te weinig economische kennis hadden
B
Vanwege maatschappelijke zorgen over polarisatie, extremisme en integratie
C
Omdat er te veel lesmethoden waren
D
Door druk vanuit Europa

Slide 6 - Quiz

Wat is de rol van de Inspectie van het Onderwijs bij burgerschapsonderwijs?
A
Ze geven les op scholen
B
Ze ontwikkelen lesmethodes
C
Ze toetsen of scholen een samenhangend aanbod hebben dat bijdraagt aan de burgerschapsopdracht
D
Ze houden alleen toezicht op financiën (basisvaardigheden-subsidie)

Slide 7 - Quiz

Burgerschap draait volgens de wet vooral om het overdragen van kennis over de democratie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Er moet aandacht zijn voor de democratische basiswaarden. Welke zijn dit?
A
Vrijheid, diversiteit en gelijkwaardigheid
B
Gelijkwaardigheid, solidariteit en diversiteit
C
Vrijheid, solidariteit en onafhankelijkheid
D
Vrijheid, solidariteit en gelijkwaardigheid

Slide 9 - Quiz

Mag een school haar eigen invulling geven aan burgerschapsonderwijs?

A
Nee, het curriculum is landelijk vastgelegd
B
Ja, mits het voldoet aan wettelijke kaders en kerndoelen
C
Alleen als de gemeente toestemming geeft
D
Alleen met goedkeuring van de ouders

Slide 10 - Quiz

Wat is géén expliciet doel van burgerschapsonderwijs volgens de wet?
A
Leren functioneren in een democratische rechtsstaat
B
Bevorderen van economische zelfstandigheid
C
Leren omgaan met diversiteit
D
Actieve participatie in de samenleving stimuleren

Slide 11 - Quiz

Waarom is inzicht in jouw leerlingpopulatie belangrijk voor het vormgeven van burgerschap?
A
Dat wil de inspectie zien
B
Zo weten we precies hoe we ze betere burgers kunnen maken
C
Het geeft je antwoord op wat je nodig hebt een oefenplaats te zijn
D
Om te kijken of ze links genoeg zijn

Slide 12 - Quiz

Het is belangrijk om een uitgebreide visie op papier te hebben
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Wie is er verantwoordelijk voor burgerschap op jouw school?
A
De beleidsmedewerker onderwijs van de stichting
B
De coördinators op locatie
C
De directie van de scholen
D
Al het personeel

Slide 14 - Quiz

Mag burgerschap een vak (met lesmethode) zijn binnen de school
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Wanneer is burgerschap klaar?
A
Als alle leerlingen de juiste houding hebben
B
Als alles helder en duidelijk beschreven is
C
Als leerlingen inspraak hebben
D
Het is nooit klaar

Slide 16 - Quiz

Wat betekent het woord ‘democratie’ letterlijk?
A
Macht door het leger
B
Regering door de koning
C
Het volk regeert
D
Alles is toegestaan

Slide 17 - Quiz

In een parlementaire democratie zoals in Nederland...
A
Heeft de koning alle macht
B
Mogen alleen mensen met een politieke functie stemmen
C
Kiest het volk vertegenwoordigers die besluiten nemen
D
Worden wetten gemaakt door willekeur

Slide 18 - Quiz

Welke van de volgende landen is géén parlementaire democratie?
A
Zweden
B
Duitsland
C
Noord-Korea
D
België

Slide 19 - Quiz

Wat is een belangrijk kenmerk van een rechtsstaat?
A
Alleen de rijken hebben rechten
B
De wet geldt voor iedereen
C
De president mag wetten negeren
D
Er zijn geen regels

Slide 20 - Quiz

Wat is géén politieke stroming in een democratie?
A
Liberalisme
B
Socialisme
C
Franquisme
D
Christen-democratie

Slide 21 - Quiz

Wat is het doel van verkiezingen in een democratie?
A
Mensen vermaken
B
Geld inzamelen voor de overheid
C
Burgers laten bepalen wie hen vertegenwoordigt
D
Zorgen dat iedereen dezelfde mening heeft

Slide 22 - Quiz

Wat betekent ‘trias politica’?
A
drie belangrijke ministers
B
drie grondwetswijzigingen per jaar
C
Scheiding van de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht
D
Drie keer per 4 jaar stemmen

Slide 23 - Quiz

Wat moet er vanuit de wet?

Slide 24 - Slide

De opdracht vanuit de wet:
Er moet een visie zijn, burgerschap moet doelgericht zijn en samenhangend aangeboden zijn. Daarnaast moet dit alles te zien zijn in de schoolcultuur. Een school moet daarnaast inzicht hebben in de resultaten

De wet noemt indirect drie basiswaarden
Vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Einddoelen voor de walvis
Vertrouwen
Waardering
Verantwoordelijkheid

Slide 30 - Slide

Vertrouwen

Heeft de leerling vertrouwen in zichzelf, toont zelfkennis en durft verantwoordelijkheid te nemen. De leerling gaat respectvol om met anderen, kan samenwerken en laat zien dat hij of zij anderen durft te vertrouwen. De leerling begrijpt dat vertrouwen de basis is voor een veilige en betrokken omgeving, en draagt hier actief aan bij. De leerling leert nieuws en media op waarde te schatten, kan omgaan met betrouwbare en onbetrouwbare informatie……


Slide 31 - Slide

Waardering
De leerling erkent en waardeert verschillen tussen mensen, zoals in cultuur, opvattingen, uiterlijk of mogelijkheden. De leerling toont respect voor de grenzen en gevoelens van zichzelf en anderen, en begrijpt het belang van menselijke waardigheid. Hij of zij handelt vanuit respect, inclusiviteit en empathie in sociale situaties, op school en daarbuiten.

Slide 32 - Slide

Verantwoordelijkheid
Neemt de leerling verantwoordelijkheid voor eigen gedrag en gemaakte keuzes, en begrijpt dat woorden impact hebben. De leerling kan reflecteren op zijn of haar handelen, staat open voor feedback en durft fouten te erkennen. Ook laat de leerling zien zich in te zetten voor de groep, draagt bij aan een positieve sfeer en begrijpt het belang van gezamenlijke verantwoordelijkheid binnen de schoolgemeenschap.

Slide 33 - Slide

Werk in groepen uit wat jij doet aan de verschillende tussendoelen.


Wees zo concreet mogelijk!
Waar doe je wat?
Wanneer doe je wat?
Zijn er extra leerdoelen die je zou willen zien in de leerlijn?
Zijn er ideeën van dingen die je éxtra kunt doen. En wat heb je daar voor nodig?
Ideeën over zichtbaarheid

Wat sowieso gebeurt schrijf je in blauw, wat extra kan of op en aanmerkingen doe je in rood!

Slide 34 - Slide

Hoe kan burgerschap zichtbaar zijn op school?

Slide 35 - Open question

Vragen/opmerkingen?

Slide 36 - Slide

Handreflectie
Duim: wat vind je goed
Wijsvinger: Wat ben je wijzer geworden
Middelvinger: dit vind ik stom
Ringvinger: hier verbind ik me aan
Pink: dit maakt me klein
Handpalm: hier heb ik steun bij nodig

Slide 37 - Slide