HC Verlichting, deel III

HC Verlichting

Politieke cultuur in de 19de eeuw
1 / 23
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 23 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

HC Verlichting

Politieke cultuur in de 19de eeuw

Slide 1 - Slide

Restauratie en reactie
Congres van Wenen: 
- Terug naar de situatie van vóór de Franse Revolutie en Napoleon (creëren van een machtsevenwicht)
- Meer macht aan koningen, adel en geestelijkheid en beperking van de rechten van burgers.


Toch werden niet alle verlichte hervormingen teruggedraaid. (in Nederland bijvoorbeeld bleven de eenheidsstaat en de code Napoléon uit de Franse tijd bestaan)

Als reactie op de restauratie ontstonden politiek-maatschappelijke stromingen die zich baseerden op verlichtingsideeën:
Liberalisme, nationalisme, socialisme en feminisme


Slide 2 - Slide

Voor de Franse Revolutie
Na het Congres van Wenen
Napoleons veroveringen

Slide 3 - Slide

Opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen
Als reactie op de Verlichting (maar ook in relatie tot de industrialisering en de sociale kwestie):
- Liberalisme
- Nationalisme
- Socialisme
- Feminisme


Tegen de invloed van de Verlichting:
- Conservatisme
- Confessionalisme 
+
+

Slide 4 - Slide

Liberalisme
Sloot aan bij de gematigde eerste fase van de Franse Revolutie:

  • Streven naar gelijke burgerrechten                                                                                                 (benadrukken van  de vrijheid van het individu tegenover de overheid)
  • Streven naar uitbreiding van het kiesrecht                                                                                                (alleen kiesrecht voor burgers die in staat zijn om rationeel te oordelen, algemeen mannenkiesrecht leidt alleen maar tot chaos en geweld)
  • Streven naar een parlementair stelsel                                                                                                           (parlement met wetgevende macht en controlerende rol ten opzichte van de koning en de regering)

Slide 5 - Slide

Nationalisme
Tot de 18de eeuw voelde men zich vooral verbonden met de eigen regio, maar in de 19de eeuw ontstond een nationalistisch gevoel onder invloed van:
  • Rousseau                                                                                                                                                                                 (het idee van de algemene wil: een collectief met een gezamenlijke wil, waaraan het individu ondergeschikt moest zijn)
  • Veroveringen van Napoleon                                                                                                                                    (de veroveringen leidden in Frankrijk tot een gevoel van nationale trots en zorgden in andere landen voor een gevoel van bevrijding, maar in Du tot haatgevoelens tegen de Fransen)
  • Romantiek                                                                                                                                                                         (het gevoel van verbinding en broederschap binnen één volk door een gemeenschappelijke taal, cultuur en verleden)

Slide 6 - Slide

J.J. Rousseau
(en nationalisme)
Eenheid onder alle lagen van de bevolking
(een collectief met een gezamenlijke volkswil)

Vrije individuen die onderling besluiten om een gemeenschap te vormen. 

Het individu werd ondergeschikt aan de algemene wil

Rousseau

Slide 7 - Slide

Veroveringen van Napoleon
(en nationalisme)
  • In Frankrijk ontstaat er door de veroveringen een nationale trots. Napoleon bevordert het nationalisme en stimuleert het gevoel van trots.
  • In grote delen van Europa had men de (verlichte) Franse legers als bevrijders begroet, maar in bijvoorbeeld Duitsland niet (er ontstond haat tegen Frankrijk)
  • Studenten en oud-strijders vormden in Duitsland verenigingen die strijden voor een vrij en verenigd Duitsland. 


Slide 8 - Slide

Romantiek
(en nationalisme)
  • Ontstaan als culturele stroming die zich afzet tegen de (rationele) verlichting
  • De romantiek legt de nadruk op het gevoel, de emotie, de verbeelding en de geschiedenis (en dus niet het verstand). 
  •  Het idee ontstaat dat de leden van een volk verbonden zijn door taal, cultuur, etniciteit en een gemeenschappelijk verleden. 
  • Romantici streven dan ook naar broederschap binnen één volk. 


Slide 9 - Slide

Nationalisme (en liberalisme) als drijfveer
Belgische opstand
1830
Italiaanse eenwording
1859-1871
Duitse eenwording
1871

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Belgische opstand
  • Belgen komen in 1830 in opstand.
  • Ze voelden zich cultureel, economisch en politiek niet verbonden met het Noorden.
  • De Belgische opstand is een voorbeeld van nationalisme (een volk krijgt een eigen staat), maar ook van liberalisme (Leopold wordt koning der Belgen en niet van België - constitutionele monarch).
  • Nederland erkent Belgische onafhankelijkheid (pas) in 1839.

Slide 12 - Slide

Italiaanse eenwording
  • Tot 1861 geen eenheidsstaat.
  • Vanaf 1861: Italiaanse eenwording
  1.  Koninkrijk Italië o.l.v. Victor Emanuel II.
  2. Mede mogelijk gemaakt door het opkomende nationalisme (vanaf 1815) en het liberalisme (het nieuwe koninkrijk werd een liberale democratie)
  • Het koninkrijk Italië bleef uiteindelijk bestaan tot 1946

Slide 13 - Slide

Risorgimento​ - Herrijzenis  - 1820-1870
Mazzini​:
de denker/idealist
Cavour​:
de politicus
Garibaldi​:
de strijder
Vier mannen geven een naam en beeld aan proces Italiaanse eenwording
Victor Emanuel II:
het symbool

Slide 14 - Slide

Duitse eenwording
  • 1848: Liberale revoluties en het parlement van Frankfurt (eenwording mislukt echter)
  • Bismarck: alleen door oorlog  kan eenwording tot stand komen - oorlogen met Denemarken (1864), Oostenrijk (1866) en Frankrijk(1871)
  • 1871: Het keizerrijk Duitsland onder de Pruisische keizer Wilhelm I ontstaat door nationalisme maar wordt géén liberale staat (keizer en kanselier hebben veel macht)

Slide 15 - Slide

Socialisme
  • Socialisten benadrukten de gelijkheid van mensen, die de gemeenschap óf de staat ook materieel kan garanderen (sociaal-economische gelijkheid)
  • Door toenemende sociale ongelijkheid (door de Industriële revolutie en de sociale kwestie) en politieke bewustwording organiseerden arbeiders coöperaties, vakbonden en politieke partijen die zich oriënteerden op het socialisme.

Twee wegen
  • Anarchisten (Michael Bakoenin) en communisten (Karl Marx) streefden daarbij naar een sociale revolutie zoals Karl Marx die had voorspeld,
  • Sociaaldemocraten streefden naar geleidelijke verandering via verkiezingen. 

Slide 16 - Slide

De invloed van het socialisme op het liberalisme
  • Door de groei van het socialisme groeide bij de burgerij het besef dat er iets gedaan moest worden aan de sociale kwestie.
  • Dit leidde tot een splitsing in de liberale beweging:
  1. De rechtse liberalen (de overheid moet zich niet bemoeien met de sociale kwestie).
  2. De linkse liberalen (de staat moet arbeiders en sociaal-zwakkeren beschermen én arbeiders moeten ook stemrecht krijgen)

Slide 17 - Slide

Feminisme
  • Onder meer door het burgerlijk gezinsideaal kreeg het feminisme lang weinig aanhang. 
  • In de tweede helft van de 19e eeuw ontstonden in Europa niettemin feministische bewegingen onder vooral welgestelde vrouwen én mannen.


Doelstellingen:
  • Het belangrijkste was de strijd voor kiesrecht. 
  • Daarnaast meer ontwikkelmogelijkheden voor vrouwen. 
  • Maar ook andere maatschappelijke thema's als prostitutie, drankmisbruik en opvoeding.

Slide 18 - Slide


Feminisme

Slide 19 - Slide

Aletta Jacobs
(1854-1929)
  • Eerste vrouw die afstudeerde aan een Universiteit
  • Eerste vrouwelijke Nederlandse arts (gratis spreekuren)
  • Voorzitster                                               Vereniging voor Vrouwenkiesrecht
  • Bestreed o.a. prostitutie

Slide 20 - Slide

Conservatisme
  • Tradities en historisch gegroeide machtsverhoudingen in de samenleving zoveel mogelijk behouden (alles bij het oude laten). 
  • Eventuele hervormingen moeten geleidelijk gaan en aansluiten bij de traditie.
  • Restauratie
  • Tegen het liberalisme en socialisme.
  • Wel aansluiting bij het nationalisme. 
  • Vanuit christelijk, aristocratische kringen.
  • Bismarck en Benjamin Disraëli. 


Slide 21 - Slide

Edmund Burke
  • Reflections on the revolution in France (1790)
  • Verlichte, rationele ideeën in Frankrijk hebben alleen maar geleid tot chaos en geweld.
  • Het idee dat alles beter wordt door rationalisme en volkssoevereiniteit is een waanidee.

Slide 22 - Slide

Confessionalisme
  • Oorspronkelijk ontstaan vanuit aristocratische kring, maar vanaf 1870 een emancipatiebeweging voor orthodoxe katholieken en protestanten in alle lagen van de bevolking. 
  • Ontstaan vanuit een idee van een achtergestelde positie t.o.v. de liberalen en een bedreiging vanuit het socialisme. 
  • Oprichten allerlei confessionele organisaties.
  • Christelijk-sociale politiek (verwerpen van het kapitalisme en socialisme).

Slide 23 - Slide