Examenvoorbereiding lezen/luisteren 3F (drogredenen)


Lezen/Luisteren 3F


voorbereiding CE Nederlands 3F
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson


Lezen/Luisteren 3F


voorbereiding CE Nederlands 3F

Slide 1 - Slide

Drogreden

Een drogreden (schijnreden, onjuiste redenatie) is een reden of redenering die niet klopt, maar wel aannemelijk lijkt.


Slide 2 - Slide

Onjuiste argumentatie

De 12 meest voorkomende drogredenen: 

1. Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
Er wordt gedaan alsof er een verband is tussen de oorzaak en het gevolg van iets, terwijl dit verband niet bestaat of niet bewezen is. Voorbeeld:

"Sinds het verboden is om te appen op te fiets, zijn er minder dodelijke verkeersongevallen geweest. Appen op de fiets zorgt dus voor veel doden." 
  • Het kan ook toeval zijn dat er minder dodelijke verkeersongevallen zijn geweest. Het is niet bewezen dat appen op de fiets zorgt voor veel doden, dus dit is geen sterk argument.






Slide 3 - Slide

Onjuiste argumentatie


2. De verkeerde vergelijking. 
Er worden twee zaken onterecht met elkaar vergeleken. Dit zijn dus zaken die eigenlijk niet te vergelijken zijn. 
Voorbeeld:

"Geschiedenislessen zijn helemaal niet belangrijk. Oude kleren gooi je toch ook gewoon weg?"

In dit voorbeeld worden geschiedenislessen vergeleken met oude kleren. Dit is geen sterk argument, omdat dit onlogische en geen relevante dingen zijn om met elkaar te vergelijken.



5. ontduiken van de bewijslast
6. verkeerd autoriteitsargument
7. beroep op traditie
8. persoonlijke aanval






Slide 4 - Slide

Onjuiste argumentatie
3. De overhaaste generalisatie.
Er wordt uit een enkel geval of een enkele situatie een conclusie getrokken die voor alle gevallen geldt. Voorbeeld:
"Mijn oma dronk elke dag 3 glazen cola en zij is 92 jaar oud geworden. Het drinken van cola is dus gezond."
Het feit dat één persoon toevallig cola dronk en oud werd, is geen bewijs om te kunnen zeggen dat cola gezond is. Misschien zou deze persoon wel 100 zijn geworden als ze geen cola had gedronken.


Slide 5 - Slide

Onjuiste argumentatie
4. De cirkelredenering. 
Er wordt eigenlijk helemaal geen argument gegeven, maar het standpunt wordt in andere woorden herhaald. In een cirkelredenering wordt dus geen nieuwe informatie gegeven. Voorbeeld: "Ik vind vrijheid van meningsuiting erg belangrijk, omdat ik vind dat iedereen moet kunnen zeggen wat hij of zij denkt."  

In dit voorbeeld wordt er twee keer hetzelfde gezegd.          Je kunt de cirkelredenering omdraaien: Ik vind dat iedereen moet kunnen zeggen wat hij of zij denkt, omdat ik vrijheid van meningsuiting erg belangrijk vind. De vraag blijft: waaróm vindt deze persoon dit zo belangrijk? Er is dus geen onderbouwing van het standpunt, wat het een zwakke argumentatie maakt.

Slide 6 - Slide

Onjuiste argumentatie 
5. De persoonlijke aanval  
De persoon (de ‘tegenstander’) wordt aangevallen en niet zijn of haar argumenten. Voorbeeld:
"Jij weet helemaal niks over gezond en gevarieerd eten, je bent zelf veel te zwaar"!
Door iemand persoonlijk aan te vallen, trek je zijn of haar geloofwaardigheid in twijfel, terwijl hier geen reden voor is. Iemand die te zwaar is kan best veel weten over gezond en gevarieerd eten. Er wordt hier op de man gespeeld in plaats van op de bal.


Slide 7 - Slide

Onjuiste argumentatie
6. Het ontduiken van de bewijslast
Er wordt niks bewezen; er wordt gedaan alsof er geen bewijs nodig is. Voorbeeld:
"Die voetballer had rood moeten krijgen voor die actie! Iedereen kent toch de regels van voetbal?"
Soms wordt er bij het ontduiken van bewijslast ook geprobeerd om de ander het tegendeel te laten bewijzen. De bewijslast wordt dus omgedraaid. Voorbeeld:
"Natuurlijk moeten we meer bewegen, geef me één goede reden om dit niet te doen?!"
Bij beide voorbeelden geldt dat de standpunten (respectievelijk: die voetballer had rood moeten krijgen voor die actie en natuurlijk moeten we meer bewegen) niet worden onderbouwd. De bewijslast wordt dus ontdoken of verschoven.




Slide 8 - Slide

Onjuiste argumentatie
7. Het vertekenen van het standpunt
Er worden woorden in de mond van de ‘tegenstander’ gelegd die hij of zij helemaal niet zo bedoelde. Voorbeeld:
Man: Ik vind vrouwen soms erg snel geïrriteerd.
Vrouw: Dus jij vindt dat ik een kort lontje heb?!
Misschien vindt deze man helemaal niet dat zijn vrouw snel geïrriteerd is of een kort lontje heeft, maar zij legt hem wel deze woorden in de mond.


Slide 9 - Slide

Onjuiste argumentatie
8. Het bespelen van het publiek
Er wordt iets beweerd waar je als publiek niet snel tegenin durft te gaan. Voorbeeld:
"U bent natuurlijk allemaal slim genoeg om mijn standpunt te begrijpen."
Hier zal je niet snel tegenin durven gaan, omdat je dan indirect zegt dat jij niet slim bent. Toch is het juist wél slim om te vragen naar een onderbouwing van het standpunt, omdat deze ontbreekt.


Slide 10 - Slide

Onjuiste argumentatie
9. Een onjuist beroep op een autoriteit
Er wordt een bekend persoon aangehaald om het standpunt mee te onderbouwen, maar deze persoon heeft weinig te maken met de zaak. Voorbeeld:
"De economie is alleen nog te redden als de Nederlandse staat eigenaar wordt van alle banken. Gordon zei dit gisteren nog op tv!"
Het feit dat Gordon dit heeft gezegd op tv, wil niet zeggen dat het dan ook waar is. Gordon is immers een zanger en geen econoom.


Slide 11 - Slide

Onjuiste argumentatie
10. Een onjuist beroep op een kenmerk of eigenschap
Er wordt extra nadruk gelegd op minder relevante kenmerken of eigenschappen, terwijl wél relevante kenmerken of eigenschappen juist worden genegeerd. Voorbeeld:
"Dat meisje draagt alleen maar grijze kleren, zij is vast totaal niet creatief."
Bij dit voorbeeld wordt er nadruk gelegd op de grijze kleren van het meisje, terwijl het veel relevanter is om bijvoorbeeld na te gaan of dit meisje goed kan tekenen, schrijven of schilderen.


Slide 12 - Slide

Onjuiste argumentatie
11. Het overdrijven van de voor- of nadelen
De voordelen van een kwestie worden overdreven en de nadelen worden juist niet genoemd, of andersom. Voorbeeld:
"Scholen zouden een uur eerder moeten beginnen, omdat zowel de leerlingen als de docenten dan langer van hun middag kunnen genieten, meer tijd hebben voor huiswerk of het nakijken van toetsen en een gezond ochtendritme ontwikkelen."

Bij dit voorbeeld worden meerdere voordelen gegeven van het vroeger beginnen van scholen. Nadelen (niet iedereen is een ochtendmens, leerlingen en docenten voelen zich niet uitgeslapen, et cetera) worden genegeerd.


Slide 13 - Slide

Onjuiste argumentatie
12. Een vals dilemma
Er wordt gedaan alsof er slechts een keuze is tussen twee mogelijkheden, terwijl er in werkelijkheid veel meer mogelijkheden zijn. Voorbeeld:
"De wetenschap kan het ontstaan van graancirkels niet goed verklaren, dus graancirkels zijn het werk van aliens."
Er worden twee opties aangedragen: óf de wetenschap moet het kunnen verklaren (optie A) óf graancirkels zijn het werk van aliëns (optie B). Dit zijn echter niet de enige opties. Misschien is de wetenschap momenteel niet zo ver dat ze het fenomeen kan verklaren, maar is ze dat over 10 jaar wel. kunnen dus meerdere verklaringen zijn voor het fenomeen.


Slide 14 - Slide

Drogredenen

Waarom moet je dit weten? Of beter gezegd: waarom moet je drogredenen kunnen herkennen?


  • Om inhoudelijk sterk over te komen.

Niet zomaar iets roepen zonder na te denken.

  • Om andermans argumentatiefouten te kunnen doorzien (en dus ook in teksten).


Slide 15 - Slide

Lesdoelen
• Je kan verschillende tekstsoorten en -doelen benoemen en hier voorbeelden bij geven.
• Je hebt inzicht in welke typen vragen voorkomen in het examen en je geeft voorbeelden hierbij.
• Je weet hoe je een lees- en luistertekst moet aanpakken om tot een beter tekstbegrip te komen.
• Je neemt de tips tot je en beslist zelf of en in hoeverre je er gebruik van maakt.

Slide 16 - Slide

Tekstverbanden
In een tekst staan vaak verschillende verbanden. Als je de verbanden ziet, begrijp je de tekst beter.

Let op signaalwoorden. Die geven het verband aan in de tekst.

Slide 17 - Slide

Een aantal voorbeelden
Tekstverband
Signaalwoorden
Reden
daarom, omdat, namelijk
Tegenstelling
maar, echter, hoewel
Conclusie
kortom, dus
Oorzaak-gevolg
doordat, daardoor, zodat

Slide 18 - Slide

let op! 
  • Bij een informerende tekst is de hoofdgedachte een feitelijke zin. 
  • Bij een overtuigende/betogende tekst is de hoofdgedachte een mening. 
  • Bij een activerende tekst is de hoofdgedachte en opdracht: 'doe dit'. 

Slide 19 - Slide

Wat maakt een tekst (minder) betrouwbaar?

Slide 20 - Mind map

Slide 21 - Slide

Waarom is het belangrijk dat we feiten en meningen kunnen onderscheiden?

Slide 22 - Open question

Vertel in je eigen woorden: hoe herken je of iets een feit of een mening is?

Slide 23 - Open question

want

Slide 24 - Slide

mening
want
argument

Slide 25 - Slide

sporten is goed voor je
Geef een objectief argument

Slide 26 - Mind map

sporten is goed voor je
Geef een subjectief argument

Slide 27 - Mind map

Oefenen in Examensprint en Facet
  • Ga naar examensprint 3F: Waar sta je nu-> oefenexamen 2022/2023 (Of ga naar Facet.mbo) 

Oefen thuis met Examensprint of met Facet ( https://mbo-oefenomgeving.facet.onl/facet-openbaar-portaal/welkom) 


Slide 28 - Slide

Ik voel me goed voorbereid op het examen
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll