boekje 21 rood herhaling

• Taal
• Basisschool
• Groep 4

het gereedschap

de draad

de klei

de naald

de spin

Waar zie je het gereedschap?

1. 
2. 
3. 
4. 

Wat doe ik?

1. kleien
2. naaien
3. lijmen

Waar zie je de spin?

1. 
2. 
3. 
4. 

de vlek

de zaag

het karton

het kruisje

het pakje chocolademelk

het spinnenweb

het stukje hout

wat is dit?

1. het karton
2. het kruisje
3. de zaag
4. het spinnenweb

Waar zie je de vlek?

1. 
2. 
3. 
4. 

Ik ben verkouden

breien

Ik brei een sjaal.

naaien

Ik naai met naald en draad.

morsen

Ik mors melk.

lijmen

Ik lijm het karton op elkaar.

Wat doe ik?

1. Ik brei een sjaal.
2. Ik naai met naald en draad.
3. ik lijm het karton op elkaar.

Wat doe ik?

1. ik klei
2. ik mors melk.
3. ik brei een sjaal.
4. ik naai met naald en draad.

Wat doe ik?

1. ik klei
2. ik mors melk.
3. ik lijm het karton op elkaar.
4. ik breng een pakje melk mee.

Welk woord hoort er niet bij?

1. lijmen
2. de naald
3. de draad
4. naaien

Welk woord hoort er niet bij?

1. het karton
2. de paraplu
3. de lijm
4. de schaar

de ouders

de dochter

de zoon

de zoon
de dochter
de ouders?

het einde