Paragraaf 4 Meervouden op -en, ën, s en 's

Spelling paragraaf 3
- Je kan meervouden die eindigen op -en correct spellen.

- Je kan meervouden van woorden die eindigen op -ee en -ie correct spellen. 

- Je kan meervouden die eindigen op -s of -'s correct spellen.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Spelling paragraaf 3
- Je kan meervouden die eindigen op -en correct spellen.

- Je kan meervouden van woorden die eindigen op -ee en -ie correct spellen. 

- Je kan meervouden die eindigen op -s of -'s correct spellen.

Slide 1 - Slide

Meervouden op -en
Een zelfstandig naamwoord kan in het meervoud eindigen op 
-en, bijvoorbeeld: hond --> honden.
Dit doe je op verschillende manieren, afhankelijk van het zelfstandig naamwoord.

Slide 2 - Slide

Meervouden op -en
Zo maak je meervouden op -en:
1) Zet -en achter het enkelvoud --> taart wordt taarten
Soms moet je ook nog wat extra's doen:
2) Verdubbel de laatste letter: vlag --> vlaggen
3) Laat een a, e, o of u weg --> jaar --> jaren
4) Verander een -f in een -v --> schijf --> schijven
5) Verander een -s in een -z --> huis --> huizen

Slide 3 - Slide

Meervouden op -ee of -ie
Een aantal regels:
1) Als het enkelvoud eindigt op -ee, maak je het meervoud met -ën --> idee --> ideeën 
2) Als het enkelvoud eindigt op -ie, maak je het meervoud met -ën of -n. Dit is afhankelijk van de klemtoon:
  • Als de klemtoon op -ie valt, dan voeg je -ën toe: theorie --> theorieën.
  • Als de klemtoon op een ander lettergreep valt, dan krijgt de laatste e een trema en voeg je alleen -n toe: olie --> oliën

Slide 4 - Slide

Kies het woord dat juist is gespeld:
A
bacteriën
B
bacterieën

Slide 5 - Quiz

Kies het woord dat juist is gespeld (hoofdletter):
A
Kerstman
B
Kerst

Slide 6 - Quiz

Kies het woord dat juist is gespeld (hoofdletter):
A
maandag
B
Maandag

Slide 7 - Quiz

Meervouden op -s
Je kan meervouden die eindigen op -s correct spellen.

Slide 8 - Slide

Meervouden op -s
Naast dat er zelfstandige naamwoorden zijn die een meervoud hebben op -en, heb je ook zelfstandige naamwoorden met een meervoud op -s.

Slide 9 - Slide

Zo maak je meervouden op -s:
1) Soms kan je gewoon een -s achter het enkelvoud plaatsen: bezem --> bezems
2) Soms schrijf je -'s achter het enkelvoud:
  • Bij woorden die eindigen op a, i, o, u of y: pyjama's
  • Bij afkortingen: pc's 
Let op: Woorden die eindigen op twee of drie klinkers die samen één klank vormen, schrijf je in het meervoud de -s aan het woord vast: milieus
maar: radio's

Slide 10 - Slide

Het meervoud van LOLLY is
A
lollies
B
lollie's
C
lollys
D
lolly's

Slide 11 - Quiz

Het meervoud van GRIJSAARD is
A
grijsaarden
B
grijsaard's
C
grijsaarden
D
grijsaards

Slide 12 - Quiz

Het meervoud van AUTO is
A
auto's
B
autos
C
autoos
D
autoo's

Slide 13 - Quiz

Het meervoud van SKI is
A
skies
B
ski's
C
skie's
D
skis

Slide 14 - Quiz

Het meervoud van PIERCING is
A
piercingen
B
piercen
C
piercings
D
piercing's

Slide 15 - Quiz

Het meervoud van VAKANTIE is
A
vakanties
B
vakantie's
C
vakanti's
D
vakantis

Slide 16 - Quiz

Het meervoud van ZOMBIE is
A
zombie's
B
zombies
C
zombieis
D
zombi's

Slide 17 - Quiz

Het meervoud van APPEL is
A
appel's
B
appels
C
appelen
D
appelens

Slide 18 - Quiz

Het meervoud van PYJAMA is
A
pyjamaas
B
pyjamaa's
C
pyjama's
D
pyjamas

Slide 19 - Quiz

Het meervoud van ACCU is
A
accu's
B
accus
C
accuus
D
accuu's

Slide 20 - Quiz