Les 2 Hf.2

Aan 't werk in de winkel
Herhaling theorie hoofdstuk 2
1 / 39
next
Slide 1: Slide
VerkooppraktijkPraktijkonderwijsLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Aan 't werk in de winkel
Herhaling theorie hoofdstuk 2

Slide 1 - Slide

Verkoopklaar
Voor je artikelen in de winkel zet, maak je ze verkoopklaar. Je zorgt dat de artikelen klaar zijn om in de winkel te zetten. Eerst haal je de artikelen uit het magazijn. Je gebruikt een transportmiddel om de artikelen uit het magazijn te halen.

Slide 2 - Slide

Artikelen die bij elkaar horen, breng je tegelijk naar de winkel. Wel zo makkelijk. Je sorteert de artikelen dus eerst op artikelgroep. Artikelen die bij elkaar passen, vormen samen een artikelgroep. In de winkel staan artikelen ook op artikelgroep bij elkaar. Zo hoef je niet de hele winkel door om de artikelen in de winkel te plaatsen. Je werkt maar op 1 plek. 

Slide 3 - Slide

Ompakken
De artikelen zitten vaak nog in een verpakking. Dat is de omverpakking. In de winkel haal je eerst de artikelen uit de omverpakking. Dit heet ompakken. Er zijn verschillende manieren om artikelen om te pakken;

Slide 4 - Slide

Traypack: een deel van de doos is verwijderd.

Slide 5 - Slide

Beugelen: de kleding hangt netjes op de hangers.

Slide 6 - Slide

Per stuk ompakken: de artikelen staan/ liggen los in het schap

Slide 7 - Slide

Etiket/ beveiligingstag 
Na het ompakken ben je nog niet klaar. Je zet artikelen pas in de winkel als ze een duidelijk etiket hebben. Een etiket met daarop de prijs, maar soms ook nog andere informatie. Andere informatie kan het materiaal of de maat zijn. 

Sommige artikelen krijgen ook nog een beveiligingstag. Dit beschermt het artikel tegen diefstal. 

Slide 8 - Slide

Etiket met daarop informatie

Slide 9 - Slide

Beveiligingstag 

Slide 10 - Slide

Prijzen
Je moet artikelen een prijs geven voor je ze in de winkel zet. Dat staat in de wet. Een klant moet altijd kunnen zien wat een artikel kost. En de klant kan de verschillende prijzen met elkaar vergelijken. 

De prijs van een artikel zit niet altijd op het artikel zelf. Hij kan bijvoorbeeld ook op het schap, op een prijskaart of op een prijslijst staan. Je kan artikelen op verschillende manieren een prijs geven. 

Slide 11 - Slide

Prijstang
Om een prijsetiket te plakken
- Breng maximaal 1 prijsetiket aan.
- Plak de prijs niet over belangrijke informatie.
- Plak de prijs bij een fles  op de hals, bij een pot op het deksel en bij een blik op de bovenkant.
- Plak de prijs bij een doos of pakje rechtsboven op de voor- of bovenkant.

Slide 12 - Slide

Ridderspoortang

Prijzen met een ridderspoortang. Je maakt met een ridderspoortang kaartjes netjes vast aan kleding. De tang schiet een plastic draadje (ridderspoor) door het prijskaartje en de kleding.

Slide 13 - Slide

Schapkaart




Prijzen met een schapkaart. Hebben alle artikelen in een schap dezelfde prijs? Dan is het makkelijk om een schapkaart te gebruiken. Hierop staat altijd de naam van het artikel en de prijs.

Slide 14 - Slide

Streepjescode
87 = landnummer

12345 = nummer fabrikant

67890 = artikelnummer

6 = controlenummer

Slide 15 - Slide

Met de streepjescode gaat afrekenen bij de kassa snel en makkelijk. In de code staat de prijs van het artikel. De kassa leest de prijs automatisch. En telt ze bij elkaar op. Is de streepjescode niet goed leesbaar, dan gaat het mis. De kassamedewerker moet de streepjescode met de hand intikken op de kassa.  

Slide 16 - Slide

PLU-code
Nog een andere code die de fabrikant kan gebruiken, is de 
PLU-code. Dit staat voor Price Look-Up. Deze code staat al in de kassa. Typ je dus deze code in op de kassa, dan verschijnt meteen de juiste prijs. De PLU-code kom je bijvoorbeeld tegen bij groente en fruit.  

Slide 17 - Slide

Omprijzen
Je weet nu dat je een artikel moet prijzen voor je het in de winkel zet. Maar heeft een artikel altijd dezelfde prijs? Wat nu als er een aanbieding is? Dan gaan de prijzen omlaag. Dit betekent nieuwe prijsetiketten op de artikelen. of nieuwe prijs op de schapkaarten. Je moet de artikelen afprijzen. 
Wanneer je artikelen een andere prijs geeft, heet dat omprijzen. Je kunt artikelen dus afpijzen, maar ook opprijzen. Je geeft artikelen dan een andere prijs, omdat de prijs omhoog gaat. 

Slide 18 - Slide

 Zo. De artikelen zijn uit de omverpakking. En geprijsd. Klaar voor de verkoop. Dus tijd om ze netjes in de winkel te zetten. De manier waarop artikelen in de winkel staan, liggen of hangen, is de artikelpresentatie.

Slide 19 - Slide

een horizontale presentatie: verschillende kleuren doeken naast elkaar op een elkaar. 
een verticale presentatie: verschillende soorten schoenen onder elkaar in het schap.

Slide 20 - Slide

Attentiewaarde
Sommige artikelen vallen op, andere minder. Je noemt dit de attentiewaarde van het artikel. Dit is de mate waarin een artikel opvalt. Hoe meer een artikel opvalt, hoe meer aandacht het van de klant trekt, hoe hoger de attentiewaarde. 

Een artikel krijgt veel aandacht op een apart display. De winkelier gebruikt dit om artikelen tijdelijk extra onder de aandacht te brengen. Je verhoogd dus de attentiewaarde met een display.

Slide 21 - Slide

Massdisplay: display met veel artikelen

Slide 22 - Slide

Classdisplay: display met een paar artikelen

Slide 23 - Slide

Presentatiehoogte
Ook de hoogte in het schap verhoogd de attentiewaarde. Elk artikel staat op een andere hoogte in het schap. Dit is de presentatiehoogte. Artikelen die op ooghoogte staan, trekken de meeste aandacht. En verkopen het best. 

Artikelen op  ooghoogte en grijphoogte hebben de hoogste attentiewaarde. Artikelen op bukhoogte en reikhoogte de laagste attentiewaarde. 

Slide 24 - Slide

Artikelpresentatie
Een artikelpresentatie bouw je logisch op. Je zet artikelen die bij elkaar passen bij elkaar in de winkel. Zo kunnen klanten de artikelen makkelijk vinden. Soms staan artikelen alleen in een schap. Maar vaak staat er een hele artikelgroep. Zo hangen in een kledingwinkel de spijkerbroeken vaak bij elkaar. In een supermarkt liggen alle groenten bij elkaar op een aparte afdeling. En in een drogisterij de haarverzorgingsproducten. 

Slide 25 - Slide

Maar welke artikelen en artikelgroepen zet je bij elkaar in de buurt? Je kunt artikelgroepen op verwantschap bij elkaar zetten. Verwantschap betekent dat de artikelen iets met elkaar gemeen hebben. In een modezaak zie je op de ene plek alle dameskleding bij elkaar, terwijl je op een andere plek alle kinderkleding vindt. 

Slide 26 - Slide

Combinatieplaatsing
Combinatieplaatsing zorgt voor een logische en overzichtelijke presentatie. In de meeste supermarkten staan bijvoorbeeld de zoutjes en de chips in de buurt van de drank. Zo hoop je dat de klant meteen een paar flessen cola meeneemt als hij chips koopt. Er zijn 3 vormen van combinatieplaatsing; 

Slide 27 - Slide

Bij rug-aan-rugplaatsing presenteer je de artikelen met de achterkant naar elkaar aan beide zijden van een open schap in het presentatiemeubel. 

Slide 28 - Slide

Bij contraplaatsing presenteer je de artikelen aan beide kanten van het gangpad.

Slide 29 - Slide

Bij nabuurplaatsing presenteer je de artikelen naast elkaar. 

Slide 30 - Slide

Gescheiden plaatsing
Sommige artikelen presenteer je met opzet ver van elkaar. Dit heet gescheiden plaatsing. Zo zet een drogist geen schoonmaakmiddelen in de buurt van mak-up artikelen. Omdat ze voor een totaal ander doel worden gebruikt. En je wilt niet dat een klant zich vergist. En per ongeluk een flesje ontkalker pakt in plaats van make-up remover. Dit kan gevaarlijk zijn. 

Slide 31 - Slide

Schappenplan
Om te bepalen welk artikel waar staat, gebruik je een schappenplan. In een schappenplan staat waar elk artikel in het schap moet staan, liggen of hangen. Ook lees je in het schappenplan hoeveel facings er van een artikel moeten zijn.

Slide 32 - Slide

Facing
Hoe breed een presentatie van een artikel is, geef je aan in facings. Een facing is het aantal stuks van hetlzefde artikel dat je naast elkaar zet. Dus het aantal dat zichtbaar is voor de klant. Staan er bijvoorbeeld 5 blikken bonen naast elkaar, dan is dat 5 facings. 

Slide 33 - Slide

Aanvulvoorschrift
- Waar moeten de artikelen staan?
- Klopt de sticker  op de doos met de sticker op het schap?
- Klopt het artikel in de doos met het artikel in het schap?
- Hoeveel facings moeten er staan?
- Wat moet je doen als je niet genoeg artikelen hebt om het schap te vullen?
- Wat doe je met artikelen die al in het schap staan? 

Slide 34 - Slide

FIFO-systeem
Bij het aanvullen gebruik je soms het Fifo-systeem. Dit betekent dat je nieuwe artikelen achter de (oudere) artikelen die er al staan, zet. De letters FIFO staan voor: first in, first out (het eerste erin, het eerst eruit). Dit is heel belangrijk bij artikelen met een uiterste verkoopdatum of houdbaarheidsdatum. De oudste artikelen wil je als eerste weer verkopen, daarom zet je ze vooraan. 

Slide 35 - Slide

THT kwaliteit neemt af na deze datum.
TGT veiligheid neemt af na deze datum.

Slide 36 - Slide

Spiegelen
Soms is er te weinig voorraad om het vak aan te vullen. Of ziet een vak er heel erg leeg uit. Dan moet je het vak gaan spiegelen. Dit betekent dat je de artikelen naast elkaar en vooraan zet. Zo lijkt het alsof het vak goed gevuld is. Het ziet er netjes uit en dat ziet de klant graag! En het kan ook diefstal voorkomen. Een dief pakt minder snel iets uit het schap, als dit een lege plek achterlaat. 

Slide 37 - Slide

Als je aanvult of spiegelt, controleer je meteen of de artikelen niet beschadigd, over datum, of vuil zijn. Beschadigde en vuile artikelen gooi je weg of prijs je af. Artikelen die over datum zijn, gooi je weg. Geef dit wel door aan je leidinggevende! 
Let dus altijd op of een artikelpresentatie er goed uitziet. Dit betekent dat je een actieve houding hebt bij het aanvullen, herstellen en controleren van de artikelpresentatie. Dit is heel belangrijk, want een goede presentatie van de artikelen zorgt voor extra omzet. 

Slide 38 - Slide

Vaak ben je met een artikelpresentatie bezig en zijn er ook klanten in de winkel. Een winkelende klant mag van jouw werk geen last hebben. Zorg er daarom voor dat een klant altijd bij alle artikelen kan, ook al ben jij bij een schap aan het werk. Houd je aan deze regels;
- Verwijder karren en containers die je niet nodig hebt.
- Ruim afval meteen op.
- Hou de klant in het oog, zodat je kunt helpen als hij iets zoekt.
- Begroet een klant die achter je langs loopt. 

Slide 39 - Slide