Hfdst. 5.6 rentekosten + herhaling online les

afgelopen les:
Personeelskosten 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
financieel 1MBOStudiejaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

afgelopen les:
Personeelskosten 

Slide 1 - Slide

Personeelskosten
  • Directe loonkosten
  • Sociale premies 
  • Indirecte loonkosten

Slide 2 - Slide

Directe loonkosten
brutoloon + vakantiegeld + sociale lasten

Slide 3 - Slide

Vakantiegeld
vakantiegeld is 8 % over het brutoloon. Meestal wordt dit uitgekeerd in Mei. Er zijn echter ook berdrijven die dit elke maand direct verrekenen in het uurloon. 

Slide 4 - Slide

DUS:

Brutoloon werknemers    
Vakantietoeslag (13de maand) in %   
Werkgeverdeel sociale premies in % +
Totale directe loonkosten
Indirecte loonkosten                                 +
Totale loonkosten

Slide 5 - Slide

Stof voor vandaag:
Rentekosten

Als je geld leent van een financiële instelling moet je daar een vergoeding voor betalen ---> rente (ook wel interest genoemd)

Slide 6 - Slide

Rentekosten
Hoeveel rentekosten je moet betalen hangt af van drie factoren:
  • Hoe hoog het bedrag is dat je leent
  • Welk rentepercentage je moet betalen 
  • Voor welke periode je dit bedrag leent

Slide 7 - Slide

Rentekosten
Waarom moet je eigenlijk rente betalen?
  • het beschikbaar stellen van het geld
  • het risico dat je niet meer terug kunt betalen
  • het minder waard worden van geld (inflatie) 

Slide 8 - Slide

Formule totale rentekosten:

Te lenen bedrag / 100 * percentage= ....
..... x aantal jaren = totale rentekosten

Slide 9 - Slide

Voorbeeld
Jan Bakker leent €300.000 voor de aankoop van een pand op het industrieterrein. De rente staat op 2% en de lening loopt 5 jaar. Wat zijn de totale rentekosten?

€300.000 / 100 * 2% = €6000 per jaar.
€6.000 x 5 jaar = €30.000

Slide 10 - Slide

een bedrijf leent een bedrag van €150.000,- de looptijd is 5 jaar. Het rentepercentage is 4,3% Hoeveel rente moet dit bedrijf betalen over de hele looptijd?

Slide 11 - Open question

Uitwerking
150.000/100*4,3= 6450
6450*5=32.250,-

Slide 12 - Slide

Rente per maand berekenen

Zelfde manier:
Te lenen bedrag / 100 * percentage= ....
..... / 12 maanden = rente per maand

Slide 13 - Slide

Maandelijkse rente
Jan Bakker leent €300.000 voor de aankoop van een pand op het industrieterrein. De rente staat op 2% en de lening loopt 5 jaar. Wat zijn de rentekosten per maand?

€300.000 / 100 * 2% = €6000 per jaar.
€6.000 / 12 maanden = €500 per maand

Slide 14 - Slide

Maandelijkse rente
Handig om te weten, zeker omdat bedrijven vaak eerder een bedrag aflossen. 

Slide 15 - Slide

To do:
 H5 t/m 13
 

Slide 16 - Slide

Voorbeeld tussentijds aflossen
Jan Bakker leent op 1-1-2018 €300.000 voor de aankoop van een pand op het industrieterrein. De rente staat op 2%.  
Op 1-7-2018 lost Jan Bakker €50.000 extra af op de lening. Wat zijn de rentekosten voor 2018?
€300.000 / 100 * 2% = €6000 per jaar.
€6.000 /12 = 500 per maand.
1-1 t/m 1-7 = 6 maanden
 


€500 x 6 = €3000

300.000-50.000 = 250.000
250.000 / 100 * 2% = €5000 rente per jaar.
5000/12 = €416,67 per maand.

1-7 t/m 31-12 = 6 maanden
€416,67 x 6 maanden = €2500,- 
Totale rentekosten 2018 
€3000+ €2500 = €5.500  

Slide 17 - Slide

Een bedrijf leent op 1 april een bedrag van €15.000,- op 31 oktober lossen ze dit bedrag weer af. Ze betalen 2.4% rente. Hoeveel rente moet dit bedrijf in totaal betalen?

Slide 18 - Open question

Een bedrijf leent op 15 februari een bedrag van €20.000,- ze lossen deze lening op 22 november weer af. De rente is 4,8%. Hoeveel rente moeten ze betalen. (een maand heeft 30 dagen)

Slide 19 - Open question

rente over gemiddeld vermogen
Als het geleende bedrag schommelt moet je eerst een gemiddelde berekenen. (net als bij gemiddelde voorraad) 

formule:
beginbedrag + eindbedrag 
2

Slide 20 - Slide

Regels online lessen
Camera aan, combinatie van geluid en beeld maakt dat ik je aanwezig mag zetten
Je doet actief mee aan de les op een daarvoor geschikte plek.
Dus niet: in de trein, auto, bed, bus etc.

Slide 21 - Slide

Lesplanning
Korte herhaling
Rentekosten per jaar met aflossing
Opdrachten 

Slide 22 - Slide

Jan bakker leent 20.000 voor 5% rente. Hoeveel rente betaald hij jaarlijks?
A
1000
B
2000
C
1500
D
150

Slide 23 - Quiz

Jan Bakker leent €30.000 tegen 4% rente. Hoeveel betaald hij maandelijks aan rente?
A
1200
B
100
C
400
D
300

Slide 24 - Quiz

Jan Bakker sluit een lening af op 1 januari van €40.000 tegen 6% rente. Op 1 maart lost hij alles af. Hoeveel rente betaald hij?
A
2400
B
7200
C
4000
D
4800

Slide 25 - Quiz

Leuk die rentes...
Maar lossen bedrijven ook weleens leningen af?
Jazeker!

Slide 26 - Slide

Voorbeeld:

Jan Bakker heeft op 1 januari 2018 een lening van €10.000 afgesloten met 5% rente. Elk jaar op 31 december lost hij €2000 af. 
Hoeveel rente betaald hij in het 1e en 2e en 3e jaar?
Jaar 1: 
10.000/100*5% = €500
10.000-2000 = €8000 lening 
Jaar 2 :
€8000 / 100*5% = €400 rente
8000-2000= €6000
Jaar 3: 
6000/100*5% = €300

Slide 27 - Slide

To do:
Opdracht in Teams maken. Staat klaar voor jullie, inleveren kan t/m 11:45. 
Regels:  Je mag uit de vergadering om rustig aan het werk te gaan, als je het maar voor 11:45 inlevert.
Ben je klaar en heb je het ingeleverd? Kom je dan EERST afmelden in deze vergadering voordat je Teams afsluit.
Antwoorden van de opdrachten ontvang je na de les per mail.

Slide 28 - Slide