4.1, 4.2 en 4.3: Stroomkring en Wet van Ohm

H4: Elektriciteit
Stroomkringen & Wet van Ohm
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H4: Elektriciteit
Stroomkringen & Wet van Ohm

Slide 1 - Slide

Wat voor soort stroomkring zie je hier?
A
Open stroomkring
B
Gesloten stroomkring

Slide 2 - Quiz

Stroomkringen

Een stroomkring bestaat uit een aantal onderdelen:

  • Spanningsbron
  • Schakelaars
  • Apparaten (weerstanden)
  • Stroomdraden


Er kan pas een stroom lopen als de kring gesloten is.

Slide 3 - Slide

Wat is de eenheid van Spanning?
A
Volt
B
Ampere
C
Ohm
D
Watt

Slide 4 - Quiz

Wat is de eenheid van Weerstand?
A
Volt
B
Ampere
C
Ohm
D
Watt

Slide 5 - Quiz

Wat is de eenheid van Stroom?
A
Volt
B
Ampere
C
Ohm
D
Watt

Slide 6 - Quiz

Wat is de eenheid van Vermogen?
A
Volt
B
Watt
C
Ohm
D
Ampere

Slide 7 - Quiz

Belangrijkste grootheden

Spanning                U         Volt            V

Stroomsterkte       I          Ampere    A

Weerstand              R         Ohm          

Vermogen               P         Watt           W

Ω

Slide 8 - Slide

Weerstand

Zodra een component opgenomen is in een gesloten stroomkring, kan er een stroom gaan lopen.


De grootte van de stroom hangt af van de spanning en de weerstand.

Slide 9 - Slide

Wat is de Wet van Ohm?
A
U = I : R
B
R = U x I
C
U = I x R
D
R = I : U

Slide 10 - Quiz

De batterij hiernaast lever 12V. De component heeft een weerstand van 10 ohm.

Hoe groot is de stroom die gaat lopen?
A
120 A
B
1,2 A
C
0,83 A
D
kan je niet weten...

Slide 11 - Quiz

Elektrische energie

Stroomkringen worden gebruikt om elektrische energie om te zetten in een andere energie soort.


Het omgezette vermogen bereken je met:


En de totaal omgezette energie met:


P=UI
E=Pt

Slide 12 - Slide

Capaciteit

Een batterij of accu kan stroom leveren maar raakt uiteindelijk op. De hoeveelheid stroom die geleverd kan worden wordt uitgedrukt als de capaciteit.


5 Ah = een uur lang 5 ampere = 2 uur lang 2,5 ampere  etc....

C=It

Slide 13 - Slide

Een batterij heeft een capaciteit van 2000 mAh. Hij wordt gebruikt om een lampje te laten branden waarop staat "6V/0,5A".

Hoe lang kan deze batterij de lamp laten branden?
A
4000 uur
B
4 uur
C
1 uur
D
1000 uur

Slide 14 - Quiz

Een batterij heeft een capaciteit van 2000 mAh. Hij wordt gebruikt om een lampje te laten branden waarop staat "6V/0,5A".

Hoeveel energie is er door het lampje gebruikt?
A
43200 J
B
432 J
C
432 kWh
D
43200 kWh

Slide 15 - Quiz

Samenvatting
  • Om stroom te laten lopen moet een stroomkring gesloten zijn,


  • Wet van Ohm:                     U = I x R


  • Energie en Vermogen:   E = P x t,      P= U x I


  • Capaciteit:                           C = I x t

Slide 16 - Slide