Do 13 februari Meeste of meesten


Alle of allen?
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson


Alle of allen?

Slide 1 - Slide


alle-allen

Met of zonder -n?


Slide 2 - Slide

alle of allen/ beide of beiden
Alle of allen; beide of beiden?
Woorden als alle, beide, en sommige kun je met en zonder -n schrijven:

Sommige docenten verzinnen echt grappige dingen.
Enkelen doen nooit iets leuks.
De paarden stonden beide in de wei.
De leerlingen zijn allen geslaagd.
Meestal hoor je dit niet, dus je moet de regels kennen. 

Slide 3 - Slide

alle/allen  beide/beiden etc.
Vraag 1: zijn het mensen of dieren/zaken? 
Vraag 2 (bij mensen): bijvoeglijk of zelfstandig?


Slide 4 - Slide

Meeste of meesten?
Alle of allen? Beide of beiden?

Slide 5 - Slide

2.  Als de woorden los in de zin staan en betrekking hebben op een persoon. -> met -n
Zij gaan allen naar het concert. 
Enkelen hebben er zin in. 

Beide of beiden?

Slide 6 - Slide

Beide of beiden?



Dezelfde regels gelden bij het kiezen tussen beide of beiden.

Slide 7 - Slide

Onderdeel 5: alle of allen, beide of beiden

1. De leerlingen van de brugklas zijn ....... bevorderd.
A
alle
B
allen

Slide 8 - Quiz

Kies de juiste vorm van de onderstreepte telwoorden (met of zonder -n):

De op de grond gevallen chocoladekoekjes waren [alle/allen] stuk.
A
alle
B
allen

Slide 9 - Quiz

Wat is volgens jou juist: allen hadden een zwemdiploma of alle hadden een zwemdiploma?

Slide 10 - Open question

alle of allen/ beide of beiden
Alle of allen; beide of beiden?
Woorden als alle, beide, en sommige kun je met en zonder -n schrijven:

Sommige docenten verzinnen echt grappige dingen.
Enkelen doen nooit iets leuks.
De paarden stonden beide in de wei.
De leerlingen zijn allen geslaagd.
Meestal hoor je dit niet, dus je moet de regels kennen. Bij Meer weten kun je deze regels vinden.

Slide 11 - Slide

Kies uit A of B:
De timmermannen wilden wel aan de slag, maar (...) hadden hun gereedschap vergeten.
A
allen
B
alle

Slide 12 - Quiz

5.3 Wanneer -e of -en? (alle / allen) (beide/ beiden)
Algemene regel:
- Bij dieren en dingen –e
Alle, beide, vele, weinige 

Beide honden hebben gebeten.  



Slide 13 - Slide

Alle of allen, beide of beiden?
Woorden als alle(n), beide(n), enkele(n), weinige(n) en vele(n) schrijf je soms zonder -n en soms met -n.

Voorbeeld:
  1. Alle fietsen die voor school stonden, zijn verwijderd.
    --> Alle zijn ze verwijderd.
  2. Alle kinderen die voor school stonden, hebben gymles.
    --> Allen hebben gymles.

Slide 14 - Slide

Alle(n), beide(n), enkele(n)
Bij de keuze tussen alle en allen zijn twee dingen van belang:

1. Verwijst het woord naar personen of naar zaken?
2. Is het woord zelfstandig gebruikt of niet?

Slide 15 - Slide

Onderdeel 5: alle of allen, beide of beiden

1. De leerlingen van de brugklas zijn ....... bevorderd.
A
alle
B
allen

Slide 16 - Quiz

Kies de juiste vorm van de onderstreepte telwoorden (met of zonder -n):

De op de grond gevallen chocoladekoekjes waren [alle/allen] stuk.
A
alle
B
allen

Slide 17 - Quiz

Alle of allen leerlingen begrijpen nu het gebruik van allen en alle.

Slide 18 - Open question

De meeste of meesten begrijpen het.

Slide 19 - Open question

Jort en Jorn snappen het beiden / beide heel goed.

Slide 20 - Open question

Huiswerk voor ma 24 ferbr
Maken opdr. 4 t/m 6 in de les



Meeste of meesten? Spelling blok 4
Kan allebei maar wanneer is het meeste en wanneer schrijf je meesten?
Dictee in de les 




Slide 21 - Slide