Nederlands les 1 ZC

1 / 51
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Nederlands
Alice Ploeg

Naamkaartjes


Slide 2 - Slide

Programma 21 mei
globale indeling:

1. Lezen over je vak

2. Interviewen en schrijven

3. Interviewen en schrijven



9.30-10.25 uur

10.30-11.20 uur

11.40-12.30 uur

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

LessonUp
Installeer LessonUp: Ga naar: code invoeren LessonUp

Slide 5 - Slide

Kijk naar de tekening
Kijk eerst naar de tekening en schrijf in het woordweb op wat je ziet, voelt, denkt...

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wat zie, voel en denk je?

Slide 8 - Mind map

Judith van den Berg

Slide 9 - Slide

Dementie

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Lezen over je vak
Tekst uit het boek: Die ene patiënt van schrijfster Ellen de Visser



Slide 13 - Slide


Opdracht: 
-1. We lezen het verhaal: Een klein succes (5 / 6 minuten)
 

-2. Schrijf op:
- moeilijke woorden
- mooie woorden
- mooie zinnen

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Wat vind je van dit verhaal? 

Slide 19 - Slide

Hoe gaat  Joost (verpleger) om met Richard (de  man met dementie)?   

Slide 20 - Slide

mooie woorden

Slide 21 - Mind map

mooie zinnen

Slide 22 - Mind map

Welke lastige woorden kwam je tegen in het verhaal? 

Slide 23 - Slide

Anesthesie
De regie kwijtraken
Signalen
Notitieboekje
Diagnose

Alzheimer
Een pad vol ellende
Paperassen
Je bent een snotneus
Spil

Slide 24 - Slide

Wat is een synoniem?
Een synoniem is een woord dat  hetzelfde betekent als een ander woord.
Ze zijn gelijk in betekenis.
hollen-rennen
bureau-schrijftafel
kapot-stuk

Slide 25 - Slide

Zoek van de volgende woorden de synoniemen op  (mag in duo's) 
Anesthesie
De regie kwijtraken
signalen
notitieboekje
diagnose
Alzheimer
Een pad vol ellende
paperassen
Je bent een snotneus
spil

Slide 26 - Slide

Synoniemen 
Anesthesie                          = narcose /kunstmatige verdoving (letterlijk=gevoelloosheid)
De regie kwijtraken         = de controle kwijtraken
Signalen                               = tekens
Notitieboekje                     = aantekenboekje
Diagnose                             = vaststellen 
Alzheimer                            = aandoening in de hersenen
Een pad vol ellende        = heel veel problemen op je levensweg tegenkomen
Paperassen                        = documenten/papieren
Je bent een snotneus   = je bent een jong onervaren type
Spil                                         = centrale figuur

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Leestip:
Ach, moedertje van Hugo Borst

Slide 30 - Slide

Lezen over je vak
Tekst uit het boek: Die ene patiënt van schrijfster Ellen de Visser


Slide 31 - Slide

PAUZE

Slide 32 - Slide

Programma 21 mei
globale indeling:

1. Lezen over je vak

2. Interviewen en schrijven

3.  Interviewen en schrijven




9.30-10.25 uur

10.30-11.20 uur

11.40-12.30 uur

Slide 33 - Slide

Benodigdheden:

Slide 34 - Slide

Interviewen
Wat betekent: interviewen? 

Waar moet je aan denken als je een interview met iemand houdt? 

Wat betekent: gesloten vragen? 
Wat betekent: open vragen?

Slide 35 - Slide

Interviewen=vragen stellen
Gesloten vragen: Je kan er ja of nee op antwoorden. Een gesloten vraag begint altijd met een werkwoord.
Woont u in Rotterdam? 

Opdracht: Geef voorbeelden van gesloten vragen.

Slide 36 - Slide

Interviewen=vragen stellen
Open vragen: Open vragen geven de geïnterviewde de ruimte om een eigen antwoord te geven. Je krijgt hierdoor misschien informatie die je niet van te voren zelf had bedacht.
De vraag begint met een vraagwoord:
Wie is voor jou belangrijk in je leven?
Wat is voor jou belangrijk in je leven?
Waar woon je?
Wanneer heb je besloten om deze studie te doen?
Hoe ziet je dag eruit? 

Opdracht: Geef voorbeelden van open vragen.

Slide 37 - Slide

Voorbeeld interviews

Zie filmpje https://www.youtube.com/watch?v=H2v2tYNZOcw
DWDD voorbeeld interviews.

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Video

Wat viel je op? 

Slide 40 - Slide

Waar moet je aan denken bij het afnemen van een interview? 
-Bereid je goed voor. 
-Schrijf je vragen op.
-Stel de geïnterviewde op zijn gemak.
-Durf ook van je vragen af te wijken.
-Luister goed en laat de ander uitpraten. 
-Durf door te vragen.
-Houd goed de tijd in de gaten.

Slide 41 - Slide

Wie ga je interviewen? 
Opdracht 1:
-Ik wijs aan wie je mag interviewen. 

Slide 42 - Slide

Benodigdheden:

Slide 43 - Slide

Verzin tien vragen.
Opdracht 2:
-Verzin TIEN vragen en schrijf ze op!
-Je mag zelf vragen verzinnen.
-Je mag ook de vragen gebruiken die ik heb aangedragen. 
-Let op de grammatica en de leesbaarheid van je eigen vragen.
Je krijgt hier 8 / 10 minuten voor.

Slide 44 - Slide

Voorbeeldvragen ter inspiratie.
  •  Wat is je naam?
  •  Waar woon je?
  • Waar heb je het hardst om gelachen de afgelopen week?
  • Van welke muziek hou je?
  • Wat zijn je toekomstplannen?
  • Werk je? Werk je al in de zorg? Loop je stage? Hoe bevalt dat? Wil je daar iets over vertellen?
  • Welke film heb je al meer dan 5x gezien?
  • Waar kun je jou ’s nachts voor wakker maken?
  • Waar heb je een hekel aan?
  • Welk boek/tijdschrift zou je aan mij aanraden?
  • Doe je aan sport? Speel je een muziekinstrument?

Slide 45 - Slide

Opdracht 3: Neem het interview af
- Ik geef een seintje wanneer we wisselen.

-Maak aantekeningen!!! Want je gaat er een verslag van schrijven met pen en papier. 

Slide 46 - Slide

Opdracht 4: Nadat je elkaar hebt geïnterviewd, maak je een verslag. 
Structuur verslag van je interview:
Hoe is je thuissituatie? (=je vraag)
"Ik kom uit Rotterdam, maar ik woon op kamers in Amsterdam.    In Rotterdam wonen mijn ouders met mijn jongere broer en zus." (=het antwoord van de geïnterviewde)
-Let op de grammatica en de leesbaarheid van je verslag.

Slide 47 - Slide

Attentie!

-Lever je verslag in.


Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Slide

Slide 51 - Slide