Eco so voorbereiding

Produceren
= Het maken van goederen of het leveren van diensten


Productieweg = alle bewerkingen die het product ondergaat van grondstof tot eindproduct
1 / 30
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare school

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Produceren
= Het maken van goederen of het leveren van diensten


Productieweg = alle bewerkingen die het product ondergaat van grondstof tot eindproduct

Slide 1 - Slide

Wat ontbreekt er in 
de bedrijfskolom?

Slide 2 - Slide

Toegevoede waarde
-> Elke bedrijf voegt waarde toe
-> Prijs van het product omhoog

Slide 3 - Slide

VB: bedrijfskolom van chips
Hiernaast zie je hoe chips gemaakt wordt . Oftewel het begint bij de aardappelkwekerij en gaat vervolgens naar de chipsfabriek etc. 

Slide 4 - Slide

Afschrijving
Waardevermindering van kapitaalgoederen: de investeringen in kapitaalgoederen worden elk jaar minder waard.

Slide 5 - Slide

Afschrijvingskosten berekenen
Formule:
(aanschafprijs - restwaarde) : aantal gebruiksjaren

Slide 6 - Slide

Een voorbeeld
Een ondernemer koopt 2 zaagmachines voor elk € 2.500. Hij gaat er vanuit dat deze machines 5 jaar mee gaan en een restwaarde hebben van €500. Bereken de totale afschrijving per jaar.
2.500 - 500 = 2.000
2000 : 5 = 400
2 machines : 400 x 2 = 800
Afschrijving per jaar is € 800 voor beide machines.

Slide 7 - Slide

De afschrijvingskosten per jaar bereken je door ... ?
A
restwaarde : gebruiksduur
B
bedrijfsduur : aanschafwaarde
C
restwaarde : bedrijfsduur
D
(aanschafprijs - restwaarde) : gebruiksduur

Slide 8 - Quiz

Een onderneming koopt een bestelwagen voor € 30.000 en gaat deze 3 jaar gebruiken. Daarna is de bestelwagen niks meer waard. Hoeveel bedragen de afschrijvingen per jaar?
A
€ 10.000
B
€ 90.000

Slide 9 - Quiz

Karlijn koopt een bestelauto voor haar bedrijf voor € 12.900. Na 4 jaar wil ze hem inruilen, de restwaarde is dan € 3.150. Wat is de afschrijving per jaar?

Slide 10 - Open question

De aanschafwaarde van Brians nieuwe computer is € 1.200. Hij wil hem 4 jaar gebruiken. Na 4 jaar verwacht hij er nog € 200 voor te krijgen. Wat is de afschrijving per jaar?

Slide 11 - Open question

Geef de formule waarmee je de afschrijvingskosten kunt berekenen.

Slide 12 - Open question

Stel jij hebt een eigen bedrijf en maakt 100 taarten voor hoeveel verkoop je ze dan?
A
Evenveel als de productiekosten
B
Je vraagt meer dan de productiekosten
C
Je vraagt minder dan de productiekosten

Slide 13 - Quiz

Kostprijs per product
  • = alle productiekosten : aantal producten
  • Vb: GHC verkoopt 20 schoolborden. De productiekosten bedragen in totaal € 2.500. Bereken de kosprijs per schoolbord.
  • € 2.500 : 20 = € 125 
timer
1:00

Slide 14 - Slide

Femke heeft 7 tafels gemaakt. De kostprijs per tafel is €235. Wat waren alle productiekosten?

Slide 15 - Open question

Productiemiddelen
= Dingen die nodig zijn om te kunnen produceren.

Slide 16 - Slide

Productiefactoren

= Middelen die nodig zijn om te kunnen produceren. Drie groepen:

Kapitaal

Arbeid

Natuur

Ondernemerschap


Slide 17 - Slide

Mechanisatie: vervangen van menselijke arbeid door machines

Automatisering: overnemen van werk door computers

Slide 18 - Slide

Het overnemen van werk door computers is:
A
Automatisering
B
Mechanisering

Slide 19 - Quiz

Als machines het werk van mensen overnemen dan is er sprake van?
A
Mechanisatie
B
Automatisering
C
Bedrijfskolom
D
Toegevoegde waarde

Slide 20 - Quiz

Door elke bewerking wordt het product telkens een beetje meer waard.
A
Productiewinsten
B
Produceren
C
Bedrijfskolom
D
Toegevoegde waarde

Slide 21 - Quiz

Het totaal aan bewerkingen die het product ondergaat van grondstof tot eindproduct noemen we:
A
Produceren
B
Productieweg
C
Bedrijfskolom
D
Industriële bedrijven

Slide 22 - Quiz

Als de arbeidsproductiviteit toeneemt, zullen de productiekosten...
A
Dalen
B
Stijgen
C
Gelijk blijven
D
Verdwijnen

Slide 23 - Quiz

Noem de vier productiefactoren

Slide 24 - Open question

De meerwaarde die een bedrijf toevoegt aan een product noemen we:
A
Toegevoegde waarde
B
Productieweg
C
Btw
D
Concurrentie

Slide 25 - Quiz

Winst of verlies
Opbrengsten - kosten = winst of verlies
Een positief getal (+ getal is winst)
Een negatief getal (- getal is verlies)

Slide 26 - Slide

Klaar?Maak samenvatting

Slide 27 - Slide

Manier  Boomschema
Zet kernwoorden
in een schema: 
➜ boomschema
➜ streepjes
➜ pijlen

Slide 28 - Slide

...dit boomschema!

Slide 29 - Slide

Klaar 4.7 maken
Lever het boomschema in en krijg 0.5 cadeau op je volgende toets!

Slide 30 - Slide