2T - K6 - regelmatige werkwoorden met uitzonderingen, herhaling

• Duits
• Middelbare school
• vmbo g, t, mavo
• Leerjaar 2

Leerdoel

Aan het eind van de les weet je welke onderdelen van het regelmatig werkwoord je nog moet leren en/of oefenen

Hoe kom je aan de stam van een werkwoord in het Duits?

De stam van "kommen" is

1. kom
2. komm
3. komme
4. kommen

De stam van "atmen" is

1. atme
2. atmen
3. atm
4. atmet

De stam van "tun" is

1. tuen
2. tu
3. tue
4. tut tut

kommen:
Wann ____ ihr?

denken:
Du ____ immer lange über deine Antwort nach.

bleiben:
Wir ___ heute nicht lange.

wohnen:
Meine Oma ___ in Hamburg.

heißen:
Du ___ doch Lydia?

arbeiten:
___ Peter auch hier?

regnen:
Es ___ schon den ganzen Tag.

reden:
Die Lehrerin ___ immer zu lange!

wohnen:
Inge hat lange in Berlin ___.

arbeiten:
Meine Mutter hat bis spät abends ____.

atmen:
Der Fisch hat nicht mehr _____.

Ik moet nog:

Het rijtje van "spielen" leren

De uitzonderingen leren

Oefenen

Leren en toepassen

Ik hoef niets meer, ik kan dit al