This lesson contains 22 slides, with text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
6.1 Licht en schaduw
Slide 1 - Slide
Let op!
Voor dit hoofdstuk zul je ALTIJD je geodriehoek, potlood, gum en tekenspullen nodig hebben.
(en dus ook je WERKBOEK)
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Lichtbron
Een voorwerp dat zelf licht geeft, noem je een lichtbron.
De zon en de sterren zijn natuurlijke lichtbronnen.
Kaarsen, lampen en tl-buizen zijn kunstmatige lichtbronnen (door de mens gemaakt).
Slide 4 - Slide
De maan
De maan geeft zelf geen licht maar kaatst het licht van de zon terug.
Slide 5 - Slide
Directe lichtbronnen =
Lamp, zon, tv scherm =
Alles wat zelf licht geeft
Indirecte lichtbronnen =
De maan, mensen, dieren =
Alle voorwerpen die licht weerkaatsen
Slide 6 - Slide
Lichtstralen
De zon straat lichtstralen uit. Die kunnen we tekenen, dit is handig als we bijvoorbeeld willen tekenen waar je schaduw kan zien.
Als die lichtstralen in je oog vallen dan zie je
dus de zon!
Slide 7 - Slide
Voorwerpen zien
Hoe kan het dan dat wij elkaar kunnen zien, als we zelf geen licht geven?
Slide 8 - Slide
Voorwerpen zien
Voorwerpen kunnen licht weerkaatsen. Als er zonlicht op een boom valt, dan weerkaatst de boom licht in alle kanten. Dit noemen we: diffuse terugkaatsing.
Als dat teruggekaatste licht in je oog valt,
dan kan je de boom zien.
Slide 9 - Slide
Lichtstralen
Licht schijnt alle kanten op. Licht beweegt langs rechte lijnen. Deze lichtstralen kan je tekenen zoals hiernaast.
Je ziet de lamp als een deel van het licht in je ogen valt.
De lichtstralen bewegen steeds verder uit elkaar. Daarom is het licht zwakker hoe verder je van de lichtbron staat.
Slide 10 - Slide
Voorwerpen die zelf geen licht geven
De meeste dingen om je heen geven zelf geen licht. Je kunt ze alleen zien wanneer ze verlicht worden. Het licht dat op het voorwerp valt, wordt dan in alle richtingen teruggekaatst. In de natuurkunde zeg je dan dat het licht diffuus teruggekaatst wordt. Je ziet het voorwerp als een deel van dit teruggekaatste licht in je ogen valt.
Slide 11 - Slide
Schaduw
Als een voorwerp het licht tegenhoudt, ontstaat er een schaduw. Dat is waar het licht niet rechtstreeks kan komen.
Slide 12 - Slide
Schaduw tekenen
Als we een schaduw van een voorwerp willen tekenen dan hebben we 2 stralen nodig: de randstralen.
Vervolgens kleur je de schaduwplek in met een potlood.
Slide 13 - Slide
Schaduw tekenen
Om een schaduw te tekenen volg je 2 stappen:
1) Teken de lichtstralen die net niet door het voorwerp tegengehouden worden. Deze heten de randstralen.
2) Kleur het gebied achter het voorwerp dat tussen de twee randstralen in ligt. Dit is het gebied waar het licht niet rechtstreeks kan komen: het schaduwgebied.
Lichtbron
Voorwerp
Schaduwgebied
Randstraal
Randstraal
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Soorten schaduw
Maar soms heb je meerdere, of een grote lichtbron.
Dan krijg je verschillende soorten schaduw.
Achter een ondoorzichtig voorwerp ontstaat schaduw omdat het licht wat er opvalt er niet doorheen kan.
Slide 16 - Slide
Soorten schaduw
Halfschaduw: Een schaduw
waar niet alle lichtbronnen schijnen.
Kernschaduw: een schaduw waar geen enkele lichtbron schijnt.
Slide 17 - Slide
Kernschaduw en halfschaduw
Als een voorwerp door één klein lampje wordt verlicht, krijg je een duidelijk schaduwbeeld.
Als een voorwerp door twee lampjes wordt verlicht, ontstaan er twee schaduwbeelden .
Op de plaats waar die beelden over elkaar heen vallen, is de schaduw het donkerst. Dit noem je de kernschaduw. Het licht van de twee lampjes kan hier niet komen. Links en rechts van de kernschaduw zie je een lichtere halfschaduw. Hier kan het licht van het ene lampje wel komen, maar dat van het andere lampje niet.