• What is LessonUp
  • Search
  • Channels
‹Return to search

fictie mh1

fictie mh1
1 / 10
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

fictie mh1

Slide 1 - Slide



  • Verzonnen
  • Vooral voor je plezier (amuseren)
          /                       \               





  • Niet verzonnen
  • Vooral om iets te weten te    komen 
Fictie                Non-fictie
Realistisch
Niet-realistisch
Zou echt kunnen gebeuren
Zou niet echt kunnen gebeuren

Slide 2 - Slide

personages
  • Vaak maar één hoofdpersoon in een verhaal: je weet wat hij denkt en wat hij voelt.
  • bijfiguren: zijn de andere personages in het verhaal

    Als je niet alleen weet wat personages meemaken, maar ook hoe ze zich voelen, kun je je goed inleven. 

Slide 3 - Slide

Onderwerp - genre fictieboek
Het onderwerp – datgene waarover het verhaal gaat, bijvoorbeeld: voetbal, pesten of vriendschap.


Het genre (spreek uit: zjan-re), het soort verhaal.
In de bibliotheek staat op de boeken een pictogram dat het genre aanduidt, bijvoorbeeld:



Slide 4 - Slide

of
probleemverhaal

Slide 5 - Slide

fictie blz. 78 Smaak
Smaak: van welke boeken of films hou jij
  1. onderwerp: waarover gaat het (pesten, voetbal, vriendschap..)
  2. genre: het soort verhaal (zie de vorige slide met pictogrammen)
    en hou je meer van
  3. fictie (realistisch) of fictie (niet realistisch)
    of
  4. non-fictie (100% echt gebeurd)

Slide 6 - Slide

par. 4 over gedichten, blz. 84
kenmerken van een gedicht:
  • mooie en bijzondere woorden
  • regels en woorden zijn anders verdeeld (dan in een boek)
  • heel vaak over gevoelens: verdriet, verliefdheid
  • kan ook over gewone dingen gaan: andere manier naar kijken
  • vaak rijm, maar hoeft niet
  • je hoeft een gedicht niet te begrijpen......

Slide 7 - Slide

gele blokjes blz. 85 en 86
  • rijm: als laatste stukjes van twee woorden hetzelfde klinken: verdriet-niet     of    toeter-computer
  • strofe: door witregels verdeeld in stukjes 
  • zin: begint met hoofdletter en eindigt met leesteken.
  • regel: alle woorden die achter elkaar staan. 
  • voordragen: probeer je publiek aan te kijken, praat je wat langzamer dan normaal, laat je aan eind van de regels pauzes vallen.

Slide 8 - Slide

Strofe
Strofe =
Een gedicht bestaat uit versregels.
De versregels die in groepjes bij elkaar staan noem je een strofe.

Je zou het kunnen zien als de alinea's van een gedicht.

Slide 9 - Slide

zin: begint met hoofdletter en eindigt met punt/uitroepteken
strofe: soort 'alinea' van een gedicht
versregel: alle woorden die op één regel staan

Slide 10 - Slide

More lessons like this

HA fictie

March 2024 - Lesson with 11 slides

Proefles Fictie: Strofen en rijm, (0F- 1F)

April 2018 - Lesson with 19 slides by SCORE Nederlands vo/mbo
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havoLeerjaar 1
SCORE Nederlands vo/mboSCORE Nederlands vo/mbo

Poëzie en fictie ABC

June 2022 - Lesson with 19 slides
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

HA1g fictie 28 februari

February 2024 - Lesson with 11 slides
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Fictieles Poezie

May 2024 - Lesson with 19 slides
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

samenvatting

March 2025 - Lesson with 16 slides

Begrippen fictie

April 2023 - Lesson with 27 slides
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Poëzieproject

February 2025 - Lesson with 23 slides
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
LessonUp
TermsPrivacy StatementCookie StatementContact
English

Our Cookies

We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.

Change settings